woensdag 20 november 2013

Loopvoldoening

Dit weekend stond ik aan de start van de Zevenheuveleloop, een hardloopwedstrijd over vijftien kilometer in Nijmegen. Vanwege fysieke tegenslag was mijn voorbereiding helaas verre van ideaal, maar eenmaal aan de start ga ik er toch altijd voor honderd procent tegenaan.

De laatste kilometer liep ik traditiegetrouw op mijn tandvlees. Het tandvlees dat ik dan ook breeduit blootgrijnsde, met vrijwel elke spier in mijn aangezicht aangespannen. Ik ben al niet moeders mooiste, maar in die fase van de wedstrijd is het ongetwijfeld al helemaal geen fraai gezicht. Dat interesseert me op dat moment echter geen bal. Ik wil alleen maar zo hard mogelijk op die finish af. Ook al doet dat behoorlijk pijn. Een kleine steunbetuiging zou op dat moment welkom zijn, maar in plaats daarvan kreeg ik afgelopen zondag vanuit het publiek juist commentaar over mijn uiterlijk vertoon naar mijn hoofd geslingerd. “Zeg, je doet toch mee voor de lol?!” Daar kon ik het mee doen.

Deze toeschouwer snapt duidelijk weinig van sport. Natuurlijk doe je mee voor je plezier, maar dit plezier komt voornamelijk achteraf. Als je over de eindstreep komt met het gevoel alles te hebben gegeven. Dat je billen je er op woensdag nog altijd aan herinneren dat je zondag gelopen hebt. Dat je afziet bij het leven maar dat je jezelf daartoe kunt dwingen. Daar is doorzettingsvermogen voor nodig en daar kun je achteraf trots op zijn. En hoe dieper je gaat, hoe groter de voldoening en hoe langer deze aan zal houden.

Op het moment dat je zo gruwelijk aan het afzien bent is lopen echter helemaal niet leuk. Maar daar had deze meneer duidelijk geen boodschap aan. Jammer dan. Ik weet natuurlijk niet of hij zelf ook een loper is, maar ik durf te wedden dat ik vijf minuten later een vele malen voldaner gevoel had dan hij met zijn ‘plezierinstelling’ ooit zal verkrijgen.

woensdag 31 juli 2013

Geslaagd wk-debuut high diving

De wereldkampioenschappen zwemmen zijn sowieso al geweldig om te zien. Zwemwedstrijden zijn kort, krachtig en doorgaans ook superspannend. En dan hebben we het nog niet eens over het uiterlijk vertoon van de zwemmers in kwestie gehad. Perfect afgetrainde sportlijven, het resultaat van een keihard trainingsregime en een gedisciplineerd leven. Topsport in optima forma, een genot om naar te kijken.

Naast gezwommen wordt er op het WK uiteraard ook gedoken. Naast het traditionele sprongen van de lage en hoge duikplank en van de toren (10 meter) nam de zwembond dit jaar voor het eerst ‘high diving’ op in het wk-programma. High diving is duiken vanaf de duizelingwekkende hoogte van 27 meter. Ze-ven-en-twin-tig meter! Ik vind het water induiken vanaf een startblok al spannend, laat staan vanaf een flatgebouw.

Kijkend naar de uitzending op tv kom je allerlei interessante feitjes over deze sport te weten. De springers raken met ongeveer 90 kilometer per uur het water. Ze landen op hun voeten omdat ‘head first’ te gevaarlijk is. Komen ze ook maar iets scheef in het water terecht dan krijgen ze een flinke klap, te vergelijken met een linkse directe van Badr Hari. En ook leuk: als ze hun billen tijdens de landing niet hard genoeg aanspannen wordt er een flinke hoeveelheid water de endeldarm in gepompt. Genoeg ingrediënten voor spektakel lijkt mij. 

De sport is niet alleen spectaculair om te zien, het heeft ook een hoog ‘feelgood-gehalte’. Er zijn weinig andere sporten waarbij iedere deelnemer zichzelf als een winnaar mag beschouwen. Het is immers al een hele prestatie om überhaupt van zo’n hoogte af te dúrven springen. De manier waarop de deelnemers met elkaar omgaan is ook hartverwarmend. Men klapt enthousiast voor iedere sprong van een concurrent en alle duikers hebben overduidelijk plezier in hun sport.

De wedstrijd zelf is ook razendspannend en wordt uiteindelijk beslist op minder dan één punt in het voordeel van de Colombiaanse oude rot Orlando Duque  (38). De commentator van Eurosport is laaiend enthousiast. En terecht naar mijn mening. High diving is een hele mooie televisiesport die wat mij betreft zeker kan promoveren richting de Olympische Spelen. 

maandag 8 april 2013

‘Best of three’ in tafeltennis is geen oplossing

Om het tafeltennissen aantrekkelijker te maken voor het publiek denkt de Nederlandse Tafeltennis Bond (NTTB) erover om de wedstrijden in de eredivisie volgens een ‘best of three-systeem’ te gaan spelen. Dit om de partijen korter te maken en op die manier het publiek tegemoet te komen dat niet zit te wachten op een urenlange pingpongsessie.

Voor de tafeltennisleken even een korte pingpongprofielschets. Een tafeltennispartij wordt normaal gesproken gespeeld om drie gewonnen games (best of five). Degene die als eerst elf punten maakt met minimaal twee punten verschil wint de game. Vroeger speelde men al best of three, maar toen ging een game tot 21 punten. Tijdens een eredivisiewedstrijd worden zeven partijen gespeeld. Afhankelijk van het scoreverloop duurt een partij ongeveer 15 tot 30 minuten. Snel rekenwerk leert ons dat een spannende competitiewedstrijd dus inderdaad al snel een hele zit kan worden.

De vraag in deze is of korter ook altijd beter is. Hoe korter een partij, hoe meer het immers een loterij gaat worden. Vroeger moest men 42 (2 X 21) punten maken om een wedstrijd te winnen. Tegenwoordig nog maar 33 en in de toekomst wellicht nog maar 22. Er zullen hierdoor wat vaker verrassende uitslagen voorkomen. Aan de ene kant misschien leuk, maar aan de andere kant kun je je afvragen wat dergelijke overwinningen nog waard zijn wanneer de geluksfactor een steeds grotere rol gaat spelen.

Ook al staat volgens de NTTB het publiek centraal bij de eredivisie, toch moet de bond het belang van de spelers en speelsters niet uit het oog verliezen. Voor hen lijkt het me niet leuk om het hele land door te reizen voor twee ultrakorte potjes pingpong. Men moet niet vergeten dat dit vrijwel allemaal amateurs zijn voor wie tafeltennis een (serieuze) hobby is. Wanneer het spel voor hen dusdanig onaantrekkelijk gemaakt wordt kan ik me goed voorstellen dat een aantal van hen er geen zin meer in heeft en op een vrije zaterdag of zondag liever wat anders gaat doen dan vanuit Limburg, Brabant of Zeeland helemaal naar Den Helder karren.

Wellicht kan de NTTB eerst eens naar alternatieven kijken en bijvoorbeeld gaan onderzoeken waarom het honkbal in Amerika, ondanks al die uuuurenlange wedstrijden, zo enorm populair is. Ik zie wat dat betreft wel gelijkenissen met tafeltennis. Lang niet iedere actie/rally is even spectaculair. De spanning zit ‘m vooral in het einde van een inning/game en neemt toe naarmate de wedstrijd vordert. Veel baseballfans komen dan ook pas na enkele innings het stadion binnen en maken er een echt uitje van. Tussendoor nemen ze bijvoorbeeld rustig de tijd om even een hotdog of een bak popcorn te halen.

Deze cultuur zou prima bij tafeltennis passen. Komen wanneer je denkt dat het interessant gaat worden en tussen de partijen door even lekker snacken in de kantine. Snijden in de actieve speeltijd is dan niet nodig. Maar NTTB, mochten jullie nou toch per se de wedstrijdduur in willen korten, schaf dan alsjeblieft die ellendige pauzes tussen de games af. Spelers staan nu vaak na een gespeelde game minuten langs de kant uit te rusten, onderwijl met een half oor luisterend naar alle tactische tips die de coach op ze loslaat. Door daar het mes in te zetten wordt er een groter beroep gedaan op de conditie, wordt het meer een fysieke (lees: echte) sport met waarschijnlijk meer dramatiek in minder tijd. Succes verzekerd!

donderdag 7 maart 2013

Boogies biecht

Er was eens een tijd dat we het (bijna) allemaal zeiden: “Ja, veel wielrenners gebruiken doping. Maar Michael Boogerd zeker niet!” Maar ziedaar, anno 2013 moet Nederlands grootste troetelwielrenner bekennen dat ook hij uit de verboden pot heeft gesnoept.

Een bekentenis die, gezien de onthullingen van de laatste tijd, niet meer als een verrassing kwam. Boogies biecht zal dan ook niet de geschiedenis ingaan als het meest schokkende sportmoment ooit. Vandaag pakken de kranten er natuurlijk nog groot mee uit maar over een weekje zal het allemaal wel weer overgewaaid zijn.

De bevolking reageert er ook maar lauwtjes op. Heel anders dan op het ‘mea culpa’ van die Amerikaanse baas uit Texas. Er bekruipt mij hier sterk het gevoel dat er met twee maten gemeten wordt. Daar waar Lance Armstrong  de ergst mogelijke verwensingen naar zijn hoofd geslingerd krijgt en wordt neergezet als de grootste bedrieger aller tijden begrijpen we van Michael Boogerd eigenlijk heel goed dat hij zijn toevlucht nam tot verboden middelen. Zonder dat spul kon je immers gewoonweg niet meekomen. En iedereen zat er toch aan in die tijd?

Helemaal waar! Alleen geldt dat dan natuurlijk ook voor Armstrong. Hij deed weinig anders dan Boogerd, behalve dan zeven keer de Tour winnen. Maar waar Lance gestript is van al zijn behaalde resultaten zal Boogerds naam hoogstwaarschijnlijk gewoon in de uitslagenlijsten blijven staan.

Men kan ook maar beter niet te veel aan die uitslagen tornen. Immers, wanneer je alle dopingzondaars daaruit moet schrappen houd je vrijwel geen klassement meer over. Wat mij betreft mogen Boogerd en Armstrong hun prijzen gewoon houden. Het is weliswaar sneu voor de renners die toentertijd wel clean reden, maar het uitzoeken welke weinige renners in welke koers niet gedrogeerd waren is onbegonnen werk.

Iedereen weet hoe de wielerwereld in elkaar zat. Want als zelfs Michael Boogerd niet te vertrouwen was, wie dan nog wel? Jammer, maar het is niet anders. Laat het rusten en laten we ons richten op de toekomst waarin ongetwijfeld ook weer geschiedenis zal worden geschreven. Wellicht met iets minder hulp uit een potje of reageerbuisje.