woensdag 30 december 2009

OKT is één grote schijnvertoning

In schaatsend Nederland is er maar één ding zeker: Sven Kramer is dé man. De rest van ’s lands topschaatsers mocht de afgelopen dagen op het Olympisch Kwalificatie Toernooi (OKT) uit gaan vechten wie er naar de Olympische Spelen in Vancouver mag afreizen.

Allemaal leuk en aardig zo’n toernooi, maar zonder een studie hogere wiskunde is het gewoonweg niet te volgen. Wie o wie kan mij vertellen waarom Renate Groenewold naar de Olympische Spelen mag op de 3000 meter?? Met werkelijk een draak van een race finishte ze als negende. Als je met zo’n wanprestatie al kwalificatie afdwingt, waarom worden die trials dan überhaupt nog gereden? En waarom is Carl Verheijen, die op de 5000 meter als tweede eindigde en een supertijd klokte, dan weer niet gekwalificeerd en moet hij over een aantal weken tijdens OKT 2(!) zich nogmaals bewijzen? Jan Bos zag ik ook ineens bij de geplaatste rijders staan, terwijl die toch ook behoorlijk teleurstellend gepresteerd heeft. Met behulp van ‘geschoonde’ uitslagen had hij blijkbaar toch genoeg aan een zesde plek. Het kan aan mij liggen, maar de logica van dit alles ontgaat mij volkomen.

Het één en ander heeft schijnbaar te maken met de prestatiematrix die de KNSB hanteert plus de constructie met beschermde rijders. Doel van al deze capriolen is om het sterkste schaatsers aan de start te krijgen in Vancouver. Naar mijn mening is de bond nu echt te ver doorgeslagen. Want hoe geloofwaardig is zo’n toernooi nog als je met een negende plaats schijnbaar al goed bezig bent.

Er moeten keuzes gemaakt worden. Natuurlijk moet men er voor zorgen dat Nederland op het grootste sportevenement ter wereld vertegenwoordigd wordt door de sterkst mogelijke equipe. Je kunt niet riskeren dat alleenheerser Sven Kramer op de dag van het kwalificatietoernooi ineens ziek is of onderuit gaat en dat Nederland daardoor twee zekere gouden medailles misloopt. Mijn voorstel is om per afstand de beste rijder van het afgelopen jaar een startbewijs te geven en de rest in een kwalificatietoernooi te laten rijden voor de overige plekken, maar dan zonder beschermde statussen en meer van die lariekoek. En dan gewoon op de Amerikaanse manier. De nummers één en twee gaan naar de Spelen, de rest heeft pech.

De prestatiematrix mag overigens wel blijven, omdat Nederland op bepaalde afstanden gewoonweg de meeste medaillekansen heeft. Er moet echter wel duidelijkheid verschaft worden. Minimaal een x-aantal startplaatsen per afstand. Wanneer rijders zich voor meerdere afstanden kwalificeren worden de extra startplaatsen verdeeld onder de beste rijders van het OKT. En het OKT 2 moet al helemaal afgeschaft worden. De Amerikanen lachen ons gewoon uit. De winnaars gaan, de verliezers blijven thuis. En niet andersom!

zondag 27 december 2009

Review: Millennium - De vrouw die met vuur speelde

Voor wie geen zin of geen tijd heeft om de dikke pillen van de Zweedse schrijver Stieg Larsson door te nemen is er gelukkig altijd nog het witte doek. De verfilming van de Millennium-reeks is inmiddels alweer toe aan deel twee, getiteld De vrouw die met vuur speelde. En hoewel Daniel Alfredson de plek in de regiestoel heeft overgenomen van zijn collega Niels Arden Oplev is de stijl vrijwel onveranderd.

De hoofdrolspelers uit het eerste deel, de journalist Mikael Blomkvist (Michael Nyqvist) en de onderzoekster/computerhacker Lisbeth Salander (Noomi Rapace), zijn ook deze keer weer van de partij. Nadat beiden in de voorgaande episode ternauwernood aan de dood zijn ontsnapt belanden ze ook nu weer in levensgevaarlijke situaties.

Een collega van Blomkvist bij het tijdschrift ‘Millennium’ is bezig met een groot onderzoek naar vrouwenhandel. Net voordat zijn werk gepubliceerd zal gaan worden legt deze ambitieuze journalist het loodje. Niet veel later wordt ook een bekende advocaat omgelegd. Hoofdverdachte is Lisbeth Salander. Blomkvist gelooft echter in de onschuld van zijn (voormalig) compagnon en terwijl Lisbeth uit handen van alles en iedereen tracht te blijven gaat Blomkvist op zoek naar de werkelijke dader.

In deze film leren we Lisbeth Salander wat beter kennen. Haar toch ietwat aparte karakter wordt verklaard door gebeurtenissen uit haar verleden. Deze informatie, het feit dat ze onterecht van moord wordt beschuldigd en haar, in vergelijking met Mannen die vrouwen haten, wat meer vrouwelijke kapsel zorgen er voor dat zij wat meer sympathie opwekt dan in de vorige film. Wel irritant is dat zij in vrijwel elke scene een sigaret aan het roken is. STIVORO zal hier niet blij mee zijn. Ook het constant afgaande mobieltje van Blomkvist begint op den duur op je zenuwen te werken. Deze kleinigheidjes dient de kijker echter maar voor lief te nemen want De vrouw die met vuur speelde is wederom een sterke thriller die al doet verlangen naar het slot van deze trilogie.

zaterdag 5 december 2009

Review: Brothers

Welke rol Tobey Maguire ook speelt, in eerste instantie zie je in hem toch nog altijd de verlegen nerd Peter Parker uit de Spiderman-trilogie. Echter, wanneer het oorlogsdrama ‘Brothers’ een half uurtje onderweg is denk je niet meer aan ‘Spidey’ maar staat daar captain Sam Cahill. Deze stoere marinier laat zijn vrouw Grace (Natalie Portman) en twee dochters achter om zijn mannen in Afghanistan aan te voeren. Tijdens de missie wordt de helikopter van Sam uit de lucht geschoten. De Amerikanen gaan er vanuit dat de gehele bemanning is omgekomen. Dit nieuws slaat bij het thuisfront in als een bom. Sam’s jongere broer Tommy (Jake Gyllenhaal), die door zijn vader als de nietsnut van de familie wordt beschouwd, neemt de zorg voor Sam’s gezin over. Hij en Grace groeien steeds meer naar elkaar toe. De hele situatie verandert nogmaals drastisch wanneer Sam nog in leven blijkt te zijn.

‘Brothers’, een remake van de Deense film ‘Brødre’, is een indrukwekkend verhaal over twee broers die in dezelfde tijdspanne een tegenovergestelde ontwikkeling doormaken. De keiharde marinier Sam wordt door de gebeurtenissen in het oorlogsgebied mentaal compleet gesloopt, terwijl zijn broer Tommy transformeert van bajesklant naar een zorgzame familieman met verantwoordelijkheidsgevoel.

De sterrencast van deze film maakt haar reputatie meer dan waar. Het ijzersterke spel van de drie hoofdrolspelers maakt het verdriet en de wanhoop bijna voelbaar. ‘Brothers’ illustreert het menselijk drama dat oorlogstrauma’s met zich meebrengen op een schitterende manier. Het geheim dat Sam met zich meedraagt is bijna ondraaglijk. Dat de kijker dit ook voelt is een vette pluim voor Maguire.

Hoewel het ietwat abrupte einde wel enige vraagtekens achterlaat kan deze film dat hebben. Een absolute aanrader voor iedere filmliefhebber!

donderdag 3 december 2009

Review: Komt een vrouw bij de dokter

Bij boekverfilmingen staat altijd één vraag centraal: Wat is beter, het boek of de film? In het geval van ‘Komt een vrouw bij de dokter’ is dit niet geheel duidelijk. Het boek leest als een trein en het verhaal gaat voornamelijk over Stijn en zijn vrouw Carmen, die hij bedriegt waar ze bij staat maar voor wie hij tegelijkertijd alles over heeft. Het zijn uiteraard ook deze karakters die het sterkst worden uitgewerkt, maar ook de andere personages in het boek krijgen min of meer een gezicht. In de film was daar blijkbaar geen tijd voor. Reinout Oerlemans focust zich vooral op de hoofdrolspelers, de rest is slechts figurant. Dat is niet erg, maar in interviews vooraf werd steeds benadrukt dat het personage van Roos (Anna Drijver) in de film veel meer diepgang zou hebben dan in het boek. We zouden haar een stuk beter leren kennen. Dit blijkt een loze belofte te zijn geweest want het enige dat we na afloop van Roos weten is dat ze mooie borsten heeft. Wat zich in haar hoofd afspeelt blijft een raadsel. De vrienden van Stijn komen er helemaal bekaaid vanaf. Jammer, want dit zijn stiekem best interessante personages.

Normaals, dit maakt de film zeker niet slecht. Het verhaal blijft natuurlijk boeiend en Barry Atsma en Carice van Houten leveren prima acteerwerk af. Hoogtepunt van de film is de scène waarin Stijn en zijn dochtertje Luna afscheid nemen van Carmen. Houd tissues en fisherman’s friend maar bij de hand want je gaat het niet droog houden. Op dit gebied overtreft de film het boek, dat toch een beetje als een nachtkaars uitgaat.

Reinout Oerlemans heeft het hem toch maar mooi gelapt. Een dikke hit met je regiedebuut, er zijn regisseurs die het voor minder moeten doen. Maar het is hem gegund want ‘Komt een vrouw bij de dokter’ is gewoon een prima film. Met Carice van Houten in de gelederen is succes natuurlijk ook wel redelijk gegarandeerd. Toch is de best gecaste dame in de film niet van Houten maar Sacha Bulthuis die de rol van de norse, medisch geobsedeerde oncoloog Scheltema speelt. Spijtig genoeg kan Bulthuis het succes van de film niet meer meemaken. Ze overleed ruim een maand voor de première aan longkanker. Isn’t it ironic, zou Alanis Morissette zingen.

woensdag 2 december 2009

Wa zeggie?!

Laatst bevond ik mij op een zondagavond in een plaatselijk café. Binnen zaten een paar stamgasten, anderhalf hockeyteam en een stel pingpongers. De tent zat alles behalve vol maar toch vond de DJ/barman van dienst het nodig om de volumeknop van de stereo-installatie vol open te draaien. Het leek wel alsof hij zich in de Amsterdam Arena waande en het publiek op diende te warmen voor een concert van de Toppers.

Het CDA en de Christen Unie pleiten voor minder harde muziek in kroegen, discotheken en tijdens concerten. Het uitgangspunt is in deze natuurlijk vooral om de schade die te harde muziek het gehoor kan toebrengen te beperken. Wanneer je ’s avonds in bed ligt na een avond in een café kun je, dankzij de hardnekkige pieptoon in je oren, inderdaad nog een hele tijd ‘nagenieten’ van je stapavond. Nou heb ik voor een goed concert van Metallica of Iced Earth best wat gehoorcellen over, maar voor een avondje in de kroeg allerminst, vooral ook omdat de muziek die daar gedraaid wordt in 95% van de gevallen te dramatisch voor woorden is. Maar dat is weer een andere discussie. Feit is dat het geluid in vrijwel elke kroeg veel te hard staat. Dit is schadelijk voor je gehoor, maar niet te vergeten ook gewoon uiterst irritant. Een conversatie voeren is er niet meer bij. Je moet alle kracht in je stembanden aanspreken om jezelf verstaanbaar te maken. Met het gevolg dat je de volgende dag geen stem meer over hebt. Dit is één van de redenen waarom ik het niet zo op kroegen heb. Elke keer als ik in een café sta en André Hazes of Gerard Joling mijn trommelvliezen met grof geweld te lijf gaat denk ik: ‘Oh ja, nu weet ik weer waarom ik hier nooit kom’.

Derhalve steun ik de Christelijke partijen in hun strijd tegen harde muziek, al vind ik dat er voor concerten minder strakke regels moeten gelden. Weliswaar staat ook daar het volume vaak iets te hoog, maar naar concerten gaan de meeste mensen slechts een paar keer per jaar. En laten we eerlijk zijn, een concert van Metallica moet toch ook gewoon lekker stevig klinken. Er zijn echter veel mensen die wekelijks naar de kroeg gaan. Om dat volk te beschermen zou het goed zijn als er strakke richtlijnen komen wat betreft de muziek. Op die manier kan het aantal gehoorpatiënten drastisch worden ingeperkt. Bovendien wordt het zo ongetwijfeld ook weer een stuk gezelliger in de kroeg. Want zeg nou zelf, ‘Dag schoonheid, mag ik je wat te drinken aanbieden?’ klinkt toch veel vriendelijker dan ‘DAG SCHOONHEID, MAG IK JE WAT TE DRINKEN AANBIEDEN?!! UUUCHE-UCHHE’.

vrijdag 6 november 2009

Andre Agassi (2)

Andre Agassi heeft in zijn carrière drugs/doping gebruikt. Uit mijn vorige verhaaltje kon al worden opgemaakt dat ik door deze bekentenis niet bepaald omviel van verbazing. Maar naar nu blijkt heeft ‘The Las Vegas Kid’ de wereld ook op een andere manier voor het lapje gehouden. Zijn kenmerkende wilde haardos, waarmee hij jarenlang indruk maakte op de tennisbaan, blijkt een pruik te zijn geweest.

Kijk, dát is nou pas echt schokkend. U hoort mij wel eens klagen over het feit dat er in de sport steeds minder echte karakters rondlopen die mooie verhalen met zich meedragen. Met deze openbaring komt Agassi echter keihard mijn top tien van meest memorabele sporters binnenstormen. Deze klassering heeft hij vooral te danken aan het volgende verhaal. In 1990 speelde Agassi in de eindstrijd van Roland Garros tegen de Ecudoriaan Andrés Gomez. Vlak voor de finale kwam het haarstukje van Agassi ineens los te zitten. Met een paar klemmetjes werd het vervolgens vastgezet zodat hij toch nog met haar en al op de baan kon verschijnen. Naar verluidt was Agassi zo bang dat zijn toupetje wederom los zou geraken dat hij meer met zijn haar bezig was dan met de wedstrijd en daardoor de finale verloor.

Heerlijk! Dit zijn de verhalen waar je op zit te wachten. Andre Agassi heeft alle sportliefhebbers in de wereld een mooie dienst bewezen. Een hoeraatje voor hem. En voor zijn pruik niet te vergeten.

Mist?

Het was een normale dag wat het weer betreft. De zon scheen, maar niet overdreven fel vanwege een dun wolkendek dat over het land hing. Geen overdreven neerslag dus en van mist was al helemaal geen spraken.
Er zijn van die dingen waar de nutteloosheid letterlijk vanaf straalt. Kan iemand mij vertellen waarom sommige mensen zo graag de mistlampen van hun auto aanzetten? Hoewel het weer er totaal geen aanleiding toe geeft kom je op de weg overal auto’s tegen die hun mistlampen aan hebben staan, al dan niet in combinatie met de gewone verlichting.

Voor mij is dat hetzelfde als een paraplu opsteken terwijl het niet regent of je jaarlijkse carnavalskloffie aantrekken voor een sollicitatiegesprek bij een chique restaurant: je hebt er niks aan en je maakt jezelf volkomen belachelijk.

Bij mijn weten is het zelfs verboden om mistverlichting te voeren wanneer het zicht niet belemmerd wordt door de weersomstandigheden. Waarom dan een boete riskeren voor iets waar je totaal niks aan hebt. Je kunt die mooie mistlampen van je zelf niet eens zien.

In sommige bevolkingslagen wordt het blijkbaar stoer gevonden om met de mistlampen aan te rijden. Net als een zo laag mogelijke auto met zo veel mogelijk uitlaatpijpen stoer is. Wat mij betreft zal de definitie van dat woord dan toch echt moeten worden aangepast: stoer bn, bw; -der, -st 1 nutteloos 2 debiel: een ~e auto.

donderdag 29 oktober 2009

Andre Agassi

We hebben er weer eentje. Een bekende sporter die het gebruik van doping toegeeft. Tennislegende Andre Agassi biecht op dat hij in 1997 de partydrug ‘crystal meth’ heeft gebruikt. Heel de sportwereld staat weer op zijn kop. Maar wees eerlijk, hadden we dan anders verwacht van de ‘Las Vegas-kid’? De man was in de begin- en middenfase van zijn carrière een rebel, zowel op als naast de baan. Daar horen seks, drugs en rock ’n roll natuurlijk bij. Van twee van die termen was al bekend dat hij er van genoot. Alleen van de drugs nog niet. Dat is dan nu ook opgehelderd.

Automatisch denk ik terug aan het geval Yuri van Gelder. Net als cocaïne is dat ‘crystal meth’ een partydrug dat doorgaans niet gebruikt wordt om de sportprestaties eens even flink op te krikken, maar puur als genotmiddel. Uit verschillende bronnen heb ik al vernomen dat je er misschien ook beter van zou kunnen gaan sporten omdat je er alerter en scherper van wordt, er meer energie van krijgt en pijntjes negeert. Toch geloof ik daar niet zo in. Uiteindelijk zijn die drugs natuurlijk hartstikke destructief.

Ik blijf ook van mening dat doping bij een technische sport als tennis weliswaar kan bijdragen aan prestaties, maar van veel minder invloed is dan bij sporten als atletiek en wielrennen. Als je geen fabuleuze techniek hebt word je nooit ’s werelds beste. Voor mij staan Agassi’s prestaties dan ook niet ter discussie. Wel is het zo dat drugsgebruik bepaald niet sportmans eigen is. Het past niet in de levensstijl die een topsporter behoort te hebben, zeker een absolute wereldtopper zoals Agassi was. Wat dat betreft neem ik het hem wel kwalijk. Als topsporter moet je je bewust zijn van je voorbeeldfunctie. Daar komt bij dat ik sporters die helemaal voor hun sport leven altijd meer bewonder dan sporters die dat niet doen, ook al presteren ze misschien minder. Maar dat is mijn mening en in deze niet relevant.

Wel is het betreurenswaardig dat Agassi ten tijde van zijn positieve dopingtest gelogen heeft over het gebruik van het middel. Kwalijker is echter misschien nog wel dat de ATP deze kletspraat voor waar aannam. Amateurisme ten top, maar laten we hopen dat zowel Agassi als de tennisbond er van geleerd heeft, dan is iedereen toch weer een stapje verder in zijn ontwikkeling.

Het is natuurlijk nonsens om te roepen dat Agassi nu al zijn titels zou moeten inleveren omdat hij doping heeft gebruik. Als we zijn situatie eens onder de loep nemen dan zien we dat hij in 1997, het jaar dat hij zijn toevlucht nam tot het verboden middel, ver buiten de top 100 van de wereldranglijst stond. Niet bepaald een plek waar een Grand Slam winnaar thuis hoort. In dit licht bezien heeft het middel zijn prestaties dus allerminst positief beïnvloed. Pas nadien is hij weer gaan presteren. Daarbij zijn andere factoren mijns inziens vele malen belangrijker geweest. Bijvoorbeeld Steffi Graf, met wie hij eind jaren negentig een relatie kreeg. Liefde is nog altijd de beste vorm van doping. En gelukkig niet strafbaar.

woensdag 14 oktober 2009

Frank Vandenbroucke

Met het overlijden van Frank Vandenbroucke is één van de laatste boegbeelden van het ‘oude wielrennen’ heengegaan. De schoonheid van het cyclisme is wat mij betreft gebaseerd op de verhalen van excentrieke renners uit het verleden. Dat soort figuren zijn in de strak georganiseerde wielerindustrie vandaag de dag behoorlijk zeldzaam, maar VDB was er nog zo eentje. Een renner waar nog jaren over gepraat zal worden en wiens faam vooral voortkwam uit zijn levensloop en uit zijn talent, dat ontegenzeggelijk in grote mate aanwezig was.

Toevallig zat ik laatst de erelijst van Vandenbroucke eens door te nemen. Die was beduidend korter dan ik verwachtte. Natuurlijk staan er een aantal fraaie overwinningen op, maar zeges in echt grote koersen waren voor hem tamelijk zeldzaam. Opvallend voor iemand die door Jean Nelissen in zijn boek ‘De 100 beste wielrenners aller tijden’, als ik me niet vergis, nog in de top vijftien werd geplaatst. Weliswaar stond hij zo hoog op basis van zijn potentie, maar het tekent zijn talent dat hij al vroeg met de grote renners uit het verleden werd vergeleken.

Zijn mooiste overwinning behaalde hij in de Luik-Bastenaken-Luik van 1999. Wanneer ik de naam Vandenbroucke hoor denk ik altijd direct terug aan die dag. Michael Boogerd was in topvorm en leek hard op weg om zijn favoriete klassieker te winnen. Samen met Vandenbroucke reed ‘Boogie’ voorop. VDB had daags voor de wedstrijd luid verkondigd dat hij zijn beslissende demarrage zou plaatsen op de Cote de Saint-Nicolas. “En wat doet het kreng…”, riep Mart Smeets in zijn commentaar. Precies, hij viel aan en liet Boogerd en alle Nederlandse wielerliefhebbers beduusd achter.

Vandenbroucke was korte tijd dominant in de eendaagse koersen. Daarna ging het rap bergafwaarts met het Belgische troetelkind. Hij kwam nauwelijks meer in het nieuws vanwege sportieve prestaties maar nog slechts vanwege zijn roerige privéleven. Dopinggebruik, schandalen, een stukgelopen huwelijk, zelfmoordpogingen, de superster ging door diepe dalen. Keer op keer kondigde hij zijn rentree in het peloton aan en iedere keer eindigde dit in een teleurstelling. Desondanks bleef het enfant terrible zeer geliefd in zijn vaderland.

Toen ik het nieuws van zijn overlijden te horen kreeg vond ik dat in eerste instantie bijzonder spijtig, maar aan de andere kant verbaasde het me niks. “Zo hoort het ook gewoon te zijn”, dacht ik bij mezelf. Het past helemaal in het plaatje van Frank Vandenbroucke. Vanwege zijn prestaties, maar vooral vanwege zijn speciale karakter en zijn tragische leven was de man een wielerlegende. Ware legendes dienen hun trieste leven ook triest te beëindigen, bij voorkeur op niet al te hoge leeftijd. Het gerucht gaat dat er sprake zou zijn van zelfmoord. Dat zou het verhaal Vandenbroucke alleen nog maar een mytischer karakter geven. Michael Jackson, Herman Brood, Marco Pantani. In dat rijtje kunnen we nu ook Frank Vandenbroucke plaatsen.
VDB, van supertalent tot legende, nu ook officieel. Rust in vrede.

donderdag 24 september 2009

Internationalisering

De ‘Nederlandse’ tafeltennisdames die Europees kampioen worden met twee Chinezen en een Russin in de gelederen, het Nederlands honkbalteam dat momenteel furore maakt op het wereldkampioenschap dankzij onze Antilliaanse vrienden en een Rus als nationaal schaakkampioen, nota bene als opvolger van een andere Rus. Internationalisering in optima forma.

Wat betreft het honkbalteam is het nog te bevatten. Sommige Antillianen hebben weliswaar nog nooit een voet op Nederlandse bodem gezet maar hebben wel van jongs af aan een Nederlands paspoort. Dit kan niet gezegd worden van Li Jiao, Li Jie, Elena Timina en Anish Giri, waarbij moet worden aangetekend dat allen al wel redelijk zijn ingeburgerd.

Het is een trend in de sport die waarschijnlijk niet te stoppen is. De vraag is of dit ernstig is. Het lijkt onwaarschijnlijk dat mensen zich nog kunnen identificeren met ‘landgenoten’ die hun roots aan de andere kant van de wereld hebben liggen. Toch blijkt dit in de praktijk wel mee te vallen. Fans van welke voetbalclub dan ook zal het worst zijn of een doelpunt voor hun club gescoord wordt door een broodvoetballer uit Zambia die hier toevallig is komen aanwaaien of door een jongen uit de eigen stad. Het is tegenwoordig een zeldzaamheid als er bij PSV nog een echte Eindhovenaar meedoet, laat staan dat er bij RKC iemand uit Waalwijk in het veld staat. Het maakt allemaal niet uit, de fans zullen er niet minder hard van gaan juichen.

En wie herinnert zich niet de kwestie Salomon Kalou. Minister Verdonk kreeg de hoon van zowat de hele natie over zich heen omdat ze weigerde om deze Ivoriaan een Nederlands paspoort te verstrekken. Toenmalig Bondscoach Marco van Basten werd zelfs ingeschakeld. Volgens hem zou ‘de kleine Kalou’ een absolute versterking zijn voor het Nederlands elftal. Maar zou hij dan ook geen versterking zijn voor het Ivoriaanse nationale elftal?

Ik kan me nog een wedstrijd van Ajax herinneren waarin ze speelden tegen AC Milan en waarbij er bij Milan meer Nederlanders in het veld stonden dan bij de Amsterdammers. Dat gaat toch wel een beetje ver. Nee dan Athletic de Bilbao. Een club uit Spaans Baskenland met louter en alleen Baskische spelers in de gelederen. Een filosofie die heden ten dage behoorlijk uniek is in de sport. Hoewel echt groot succes voor deze club in het moderne voetbal waarschijnlijk niet meer is weggelegd doen ze het allerminst onaardig. Des te mooier is het natuurlijk wanneer er wél eens een prijs wordt gepakt.

Het maakt over het algemeen dus niet uit of jouw team vertegenwoordigd wordt door landgenoten of door een compleet vreemdelingenlegioen, maar wanneer Athletic de Bilbao aantreedt tegen het bij elkaar gekochte sterrenensemble van Real Madrid dan weet ik wel bij welke club mijn sympathie ligt.

woensdag 26 augustus 2009

Sail away

De dertienjarige Laura Dekker is vanwege haar ambitieuze plan om in haar eentje de wereld rond te zeilen niet meer uit het nieuws weg te slaan. Vooral ook omdat ze van hogerhand nogal wat tegenstand ondervindt. Eergisteren moest ze zelfs voor de kinderrechter verschijnen omdat de Raad voor de Kinderbescherming een zaak tegen haar had aangespannen. Zelf vindt Laura alle ophef rondom haar persoontje maar ‘een beetje overdreven’. Ik kan me daar wel in vinden.

Er zijn in dit land regels die moeten worden nageleefd. Maar het kan toch niet zo zijn dat iemands hele leven bepaald wordt door regels en wetten? Een mens is vrij om zijn eigen leven in te richten zoals hij of zij dat graag wil, zolang hij of zij anderen maar niet kwaad doet of schade berokkent. Als het nou de droom van dit meisje is om in een zeilboot de hele wereld rond te varen, laat haar dat dan lekker doen. Ze is met haar reis toch niemand tot last?

Natuurlijk zijn er mensen die tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen. Wanneer ik op mijn dertiende hetzelfde plan zou hebben gehad als Laura, dan zou het inderdaad beter zijn geweest wanneer men mij niet had laten gaan. Ik was immers absoluut niet capabel om zo’n reis tot een goed einde te brengen en had mezelf waarschijnlijk ernstige problemen op de hals gehaald. Maar dit meisje heeft in het verleden al bewezen dat ze over meer dan genoeg kwaliteiten beschikt om zichzelf en haar bootje heelhuids over de wereldzeeën te loodsen. Uiteraard kleven er altijd risico’s aan een dergelijke onderneming, maar de kans op succes is vele malen groter.

Het meest vermoeiende argument om het dappere meisje aan wal te houden is de leerplichtwet. Het is goed dat die wet bestaat, omdat op deze manier iedereen in Nederland verplicht onderwijs moet volgen en dus later meer kans heeft op een baan en een goed leven. Dit geldt dan vooral voor kansarme jongeren die anders in de goot terecht zouden komen. Maar Laura kan natuurlijk nooit als kansarme jongere worden omschreven. Bovendien is het niet zo dat wanneer Laura niet naar school gaat ze ook helemaal niks leert. Levenslessen leer je niet uit boekjes. Het meeste leer je van het leven zelf. Wanneer zij straks terugkeert van haar wereldreis heeft ze als vijftienjarige al tien keer meer levenservaring dan ik op mijn vijfentwintigste. Verder neemt ze haar leerboeken zelfs nog mee aan boord, zodat ze ook nog gewoon een schooldiploma kan halen.

Van mij hoeft dat laatste niet eens. Laat haar die studie toch lekker een paar jaar later afronden. Waarom moet ieders leven toch zo strak georganiseerd zijn?
Tegen Laura zou ik willen zeggen: neem zo snel mogelijk die Nieuw-Zeelandse nationaliteit aan en steek van wal. Have a good trip!

maandag 17 augustus 2009

Dooddoener van de week

*Omdat ik er gisteren in de media weer veel voorbij hoorde komen, deze keer een column over dooddoeners in de voetballerij die ik een paar maanden geleden heb geschreven in het kader van een cursus journalistiek.*

Bij gebrek aan een vuurwapen vouw ik mijn handen in een pistoolvorm, richt ze op de televisie en vuur vervolgens mijn vingers leeg. Bij Studio Sport schudt Ajax-spits Luis Suarez het ene na het andere cliché uit zijn (lange) mouw. “We hebben drie punten, dat is erg belangrijk. Ja ik ben blij met mijn doelpunten, maar het belangrijkste is dat we gewonnen hebben”, etcetera, etcetera.

Het enige dat ik denk bij een dergelijk interviewtje is: Hou gewoon je bek! Als je niks te vertellen heb, zeg dan ook niks. En als je als verslaggever niks te vragen hebt, vraag dan ook niks en laat die jongen lekker gaan douchen. Daar worden we allemaal gelukkiger van.

Op de radio kunnen ze er trouwens ook wat van, getuige het oeverloze gezwam van Heracles-aanvaller Ricky van den Bergh bij NOS Langs de Lijn. Van den Berg vertrekt volgend seizoen naar ADO, maar is daar naar eigen zegge totaal nog niet mee bezig. Tuurlijk Ricky, we geloven je. Heracles is immers “een fantastische club”. En nu heel snel bij die microfoon vandaan!

Een tijdje geleden had ik op internet een soort van rubriekje, genaamd ‘de dooddoener van de week’. Volendam-trainer Frans Adelaar was daarin een vaste gast. Dan hoorde je hem halverwege het seizoen weer uitkramen dat zijn ploeg nog zeventien finales speelt. Nee Frans, je speelt geen enkele finale, je speelt gewoon nog zeventien competitiewedstrijden.

Ik weet eigenlijk nooit op wie mijn irritatie zich moet richten. Op de sporters en trainers met hun nietszeggende antwoorden, of op de journalist die toestaat dat de geïnterviewde zijn vaste riedeltje afwerkt? De atleet of de coach heeft vaak een uitgebreide mediatraining gehad, waarbij alle vormen van spontaniteit vakkundig de kop in zijn gedrukt. De journalist heeft ook een mediatraining gehad, alleen heet dat bij hem dan vaak hbo-journalistiek.

Gelukkig zijn er altijd uitzonderingen. Spontane trainers als Leo Beenhakker en Mario Been, die regelmatig met fantastische oneliners op de proppen komen. Of verslaggevers als Bert Maalderink, de schrik van iedere bondscoach. Met zijn gepeperde vragen haalt hij het bloed onder de nagels van menig Oranjespeler vandaan. Dit soort types zorgt ervoor dat ik het voetbal nog altijd met plezier volg.

Onlangs moest ik voor een cursus journalistiek zelf een kort interviewtje houden met een voetbaltrainer (gespeeld door een docent). Dat klusje klaar ik wel even, dacht ik. Tot mijn verbijstering ontdekte ik achteraf dat mijn gesprek verdomd veel leek op die interviewtjes op radio en televisie waar ik me altijd zo aan erger. Het blijkt toch niet zo eenvoudig. Waar blijft dat standbeeld voor Bert Maalderink?

woensdag 12 augustus 2009

De postbode

Het is half zeven in de ochtend als de telefoon gaat. Afgeschermd nummer, altijd spannend. Het blijkt 3FM-DJ Giel Beelen te zijn. De dag ervoor is bekend geworden dat TNT zich genoodzaakt ziet om een groot aantal medewerkers weg te bezuinigen. Of ik, als parttime postbode zijnde, daar even iets over wil vertellen op de radio.

Het is al de tweede keer in relatief korte tijd dat ik mijn mening over dit onderwerp de ether in mag slingeren. Dat geeft wel aan dat het op dit moment geen pretje is om als kostwinner in dienst te zijn bij TNT. Persoonlijk zal ik door die hele TNT-crisis niet slechter slapen. Als flexibele zaterdagmedewerker die ook doordeweeks wat uurtjes maakt en op vrijwel alle diensten inzetbaar is zullen ze mij niet zo snel op straat zetten. Mochten ik onverhoopt toch mijn congé krijgen dan is dat jammer, maar allerminst een ramp. Ik ben namelijk niet van plan om dit werk mijn hele leven te blijven doen.

Voor de ‘ouderwetse’ postbode met een vrouw, kind, hond en hypotheek is het natuurlijk een ander verhaal. Hij is voor zijn inkomen volledig afhankelijk van zijn werkzaamheden voor de oranje brigade. Je kunt je voorstellen wat de gevolgen zijn wanneer dit weg zou vallen. Omdat de man de hele dag gefrustreerd thuis zit ontstaan er irritaties en zal het huwelijk stranden, de hond wordt agressief want hij krijgt alleen nog maar goedkope brokken en binnen afzienbare tijd ligt er een dwangbevel op de mat (bezorgd door een goedkope postbezorger) waarin staat dat er beslag wordt gelegd op het huis.

Dit gun je zo iemand niet. Postbodes zijn doorgaans namelijk bijzonder vriendelijke, aardige en hardwerkende mensen. Zeker als ik dit vergelijk met het personeel van bepaalde fabrieken waar ik ooit gewerkt heb. De sfeer op de werkvloer is altijd goed. Natuurlijk wordt er wel eens geklaagd over de leiding of over een salarisstrook die niet klopt, maar hé, bij welk bedrijf gebeurt dat niet? Wanneer er niet gemopperd wordt is er pas echt iets mis. Het houdt het werk ook een beetje spannend. De vrolijkheid heeft echter wel de overhand. Ondanks de financiële malaise wordt er z’n best gelachen. Ook op straat zorgen de meeste postbodes voor een vrolijke noot.

Het zou voor de samenleving zonde zijn als de ‘old school’ postbode zou verdwijnen uit het straatbeeld. Het mooie van postbodes is dat zij werkelijk alles weten over wat er zich in het dorp of in de wijk afspeelt. Zo kwam ik er door mijn werk onlangs bijvoorbeeld achter dat er ‘over het spoor’ een stevig conflict wordt uitgevochten tussen enkele bewoners en hun huisbaas. Ook weet ik dat er in Boxtel-Oost een echtpaar in een heftige scheidingsprocedure verwikkeld is. Het leuke naambordje langs de deur kan weggehaald worden want de vrouw heeft inmiddels tijdelijk onderdak gevonden bij de buurvrouw. Reuze spannend allemaal.

Niet alleen voor dit soort sappige verhalen moet je bij de postbode wezen, hij is ook uitermate populair als alternatief voor de TomTom. Omdat hij in elke straat wel eens een briefje heeft bezorgd weet hij je feilloos de weg te wijzen naar de dichtstbijzijnde supermarkt, tennisclub of biologische boerderij. En dat geheel kosteloos. Een dienst waar door veel mensen gretig gebruik van wordt gemaakt.

Het zou spijtig zijn wanneer de postbode zou verdwijnen. Dat dit gaat gebeuren staat echter wel vast. Daar verandert ook het actiecomité ‘Red de postbode’ niets aan. De winst is het afgelopen jaar flink gekelderd en de concurrentie komt van alle kanten opzetten. Het zijn barre tijden en dat zal iedere werknemer voelen ook. Alhoewel. Als ik zo eens naar het diensrooster kijk dan kom ik deze week toch wel aan een kleine zestig werkuren. Hoezo crisis?

zaterdag 8 augustus 2009

Psychologie

Iets meer dan zes jaar geleden moest ik besluiten voor welke opleiding ik zou kiezen. Het ging tussen vrijetijdwetenschappen en psychologie. Uiteindelijk koos ik voor het eerste. Reden daarvoor was dat ik afschrikwekkende verhalen had gehoord over de hoeveelheid statistiek bij psychologie. De voorlichter van vrijetijdwetenschappen, de heer Hans Mommaas, verkondigde daarentegen dat het statistische gedeelte bij zijn studie wel aanwezig was maar absoluut geen struikelblok zou zijn. Echt iets voor mij dacht ik toen. Wat bleek nou achteraf: bij vtw kregen we exact dezelfde hoeveelheid statistiek te verteren als bij psychologie. Was ik dus mooi in de aap gelogeerd.

Gisteren zat ik weer eens te balen van mijn keuze van toen. Ik had namelijk graag een professionele psychologische analyse op mezelf losgelaten. Want…waarom zat ik gisteren om even na half één in de middag zo gebiologeerd naar mijn horloge te kijken?

Voor degenen die het ontgaan is. Gisteren was het zeven augustus in het jaar des Heren 2009. Om 12.34u en 56 seconden ontstond er dus het ‘magische’ rijtje 123456789. Nou ja, noem het maar magisch. Er gebeurt namelijk helemaal niets op zo'n moment. En toch zat ik er wel naar uit te kijken.

Zo vind ik het ook raar dat ik, wanneer ik het in de gaten heb, altijd op mijn horloge wil kijken wanneer er vijf of zes dezelfde getallen op dreigen te komen. Iemand heeft me ooit verteld dat het geluk brengt wanneer je zoiets ziet. Nu geloof ik daar niet zo in, maar ik wil het toch niet missen.

Het doet me een beetje denken aan de millenniumwisseling, toen er ongetwijfeld nog veel meer mensen dan gisteren panisch hun klokjes in de gaten hielden. Ook toen gebeurde er natuurlijk niets speciaals, maar de fascinatie was er wel degelijk.

Is het een rare kronkel in het menselijk brein? Waar komt het fenomeen bijgeloof vandaan? Vanwaar dat dwangmatige handelen inzake zulke nutteloze dingen? Verdomd interessant vakgebied, de psychologie. Een vakgebied waar ik mijn collegegeld, achteraf gezien, graag aan had besteed. Ik zal het mijnheer Mommaas nooit vergeven.

dinsdag 4 augustus 2009

Kermis

Bassie en Adriaan zongen eens:

“Wat is er fijner dan de kermis, het is vermaak voor jong en oud. Ja een dagje op de kermis, dat is waar ik het meest van houd.”

Afgelopen week was de kermis neergestreken in een klein dorp in de omgeving van mijn woonplaats. De plaatselijke krant wilde graag een sfeerverslagje van dit evenement en dus ging ik op pad om me onder te dompelen in het volksvermaak. Laat het helder zijn dat ik daar puur voor mijn werk was. Uit mezelf zal ik namelijk niet zo snel een kermis bezoeken, zeker niet in een klein dorp. Net als met het carnaval staat het idee erachter mij niet aan. Vijf dagen kermis is namelijk niets anders dan een excuus om vijf dagen keihard te zuipen, één van de meest onnuttige bezigheden die ik me kan bedenken.

Het is waarschijnlijk ook daarom dat er op kermissen altijd een heel speciaal soort mensen af komt. Wat een volk is dat zeg! De kermis betreden is alsof je uit een tijdmachine stapt die je per ongeluk helemaal terug naar het stenen tijdperk heeft gebracht. Boerser dan boers, dat is hoe het er daar aan toe gaat. Je vraagt je ook af waar al die lui vandaan komen. Het hele jaar door zie je ze niet, maar ineens zijn ze daar. Het lijkt wel of ze zich met zijn allen schuilhouden in een grot met een grote steen ervoor die eens per jaar, wanneer Jupiter en Saturnus op één lijn staan, door duistere krachten van zijn plaats komt.

Een logischere verklaring is dat die mensen het hele jaar door in obscure cafés vertoeven om te darten en (vooral) veel bier te drinken en dat zij die tent alleen verlaten om op hun ingezakte bank in hun naar McDonald’s, frituurvet en zware shag ruikende woonkamer voor de televisie te gaan hangen. Alleen tijdens de kermis komt men naar buiten. Het moge duidelijk zijn, ik voelde me daar niet bepaald thuis.

Toch was dat ooit wel het geval. Als kind was ik, net als alle andere kinderen, altijd hartstikke blij wanneer de kermis weer in het dorp was. Van de opa’s en oma’s kregen we kermisgeld en daar ging je dan van touwtjetrekken, ballen gooien of een spannende attractie in. Tot slot kocht je nog een lekkere suikerspin. Genieten was dat.

Als kind is er inderdaad niks fijner dan de kermis. Het voelt alsof je in de hemel bent. De man die de kaartjes ophaalt in de ‘rups’ is een held, want zelfs als de machine al op volle snelheid is blijft hij zijn rondje maken. Bovendien is hij een bofkont want hij mag de hele dag gratis meerijden. Pas later realiseer je je wat een hel dat moet zijn, dag in dag uit niks anders doen dan rondjes rijden in een kermisattractie. Je realiseert je ook pas later dat kermisvolk een apart soort volk is. Nu voel ik me daar niet meer op mijn gemak maar als kind kijk je op een andere manier naar de wereld. De kinderziel is zo heerlijk eerlijk, onschuldig, naïef en wars van alle vooroordelen.

Goed, mijn werk voor de krant zat er weer op en ik vond het niet erg om weer naar huis te gaan. Hoewel ik er dus geen fan van ben zul je mij niet horen zeggen dat kermissen moeten verdwijnen. Weliswaar heb ik helemaal niets met dat ellendige gezuip, maar het plezier dat kinderen aan de kermis beleven maakt alles goed. Tenminste, zolang ze die attracties maar niet recht voor mijn deur opbouwen.

woensdag 29 juli 2009

Harde wereld

Vanochtend zag ik mijn eigen voornaam pontificaal op de voorpagina van mijn krant staan. Daarnaast de foto van een schattig ventje. De aanleiding was echter bijzonder triest. De knul, slechts vier jaar oud, blijkt een zeer zeldzame stofwisselingsziekte onder de leden te hebben waardoor hij waarschijnlijk niet ouder dan twaalf zal worden.

Een experimentele behandelmethode van een universiteit in Amerika zou het leven van mijn kleine naamgenootje kunnen redden. Dit experiment kost maar liefst 2,5 miljoen dollar. Geld dat de ouders zelf bij elkaar moeten sprokkelen omdat er geen vergoeding of subsidies voor de proef worden gegeven.

In het hoofdredactionele commentaar stelde het AD al dat, hoe wrang ook, het terecht is dat de overheid en andere invloedrijke instanties niet met geld over de brug komen. Ik ben het hiermee eens. De beschikbare hoeveelheid geld is bepaald niet onuitputtelijk. De financiële middelen die er zijn kunnen daarom beter gebruikt worden voor onderzoek naar bijvoorbeeld kanker, doodsoorzaak nummer één in Nederland en binnenkort ook in de hele wereld.

‘Waarom doet die universiteit zo’n experiment dan niet gratis?’ denk ik dan altijd. Een gedachte waar ik me voor schaam, want iedereen met een beetje gezond verstand kan beredeneren dat zoiets niet gaat. Hoewel het economisch gezien volkomen logisch is zullen veel mensen toch schrikken van zo’n verhaal. In een modern westers land als Nederland voel je je vrij en beschermd. Als je ziek bent ga je naar de dokter, wanneer je ernstig ziek bent verwijst hij je door naar een ziekenhuis alwaar de noodzakelijke operatie wordt vergoed door de verzekering. Maar wanneer je te maken krijgt met een ziekte als deze dan ben je ook in ons land dus gewoon de klos. Niemand is onkwetsbaar, ook niet in deze beschaafde maatschappij.

Het is voor de kleine Jasper en zijn familie te hopen dat zich onder de AD-lezers een miljonair bevindt die zich het lot van de kleuter dusdanig aantrekt dat hij besluit om de behandeling te financieren. Anders is het waarschijnlijk over niet al te lange tijd voorbij. Diep triest en keihard. Maar niemand heeft ooit beweerd dat het leven niet hard is.

maandag 27 juli 2009

Badpak

De Tour is weer voorbij. Aan drie weken prachtige wielersport kwam gisteren op de Champs-Élysées een einde. Bang voor het zwarte gat hoeft de sportliefhebber echter niet te zijn. Hij kan geruisloos overschakelen op de wereldkampioenschappen zwemmen, ook al zo’n schitterende sport.

De wielrenners zullen waarschijnlijk met enige jaloezie naar het zwemmen kijken. Waar de heren wielrenners zich dag in dag uit moeten verdedigen tegen dopingaantijgingen, hebben de zwemmers daar, vreemd genoeg, in het geheel geen last van. In hun wereld gaat het vandaag de dag vooral over het materiaal. De nieuwe lichting zwempakken, gemaakt van polyurethaan, zorgt voor minder weerstand in het water en dus voor meer snelheid. De wereldrecords vallen dan ook als rijpe appelen. Zo werd het stokoude wereldrecord van Inge de Bruin op de honderd meter vlinderslag gisteren gebroken door een 15-jarige Zweedse. Bespottelijk natuurlijk.

De ontwikkeling van de zwemoutfit is al jaren aan de gang. Ian Thorpe baarde eind jaren
negentig opzien met zijn ‘haaienpak’, een zwempak dat vrijwel het hele lichaam bedekte. Onze eigen nationale zwemheld Pieter van den Hoogenband heeft een keer zijn broek van sponsor nike ingewisseld voor een exemplaar van speedo, omdat hij daar misschien enkele honderdsten sneller mee zou gaan. Nu wordt er echter niet meer met honderdsten maar met hele seconden gesmeten.

Bij het schaatsen hebben we een vergelijkbare ontwikkeling gezien met de klapschaats. In 1994 reed de Noorse held Johan Olav Koss 13.30.55 op de tien kilometer. Een tijd die volgens velen nooit meer verbeterd zou gaan worden. Tegenwoordig staat het wereldrecord op 12.41.69 en word je als stayer met een PR van 13.30 vierkant uitgelachen.

Na de invoering van de klapschaats waren de oude records weinig meer waard. Maar nu, zo’n 12 jaar na de invoering van de klapschaats, staan alle wereldrecords weer superscherp en is het ook daadwerkelijk weer een prestatie wanneer je er eentje rijdt. De competitie heeft zich gestabiliseerd. Het gaat nu weer om andere aspecten dan het materiaal.

Met het zwemmen zou dit op den duur ook gebeuren, ware het niet dat de internationale zwembond FINA besloten heeft dat de moderne pakken na deze wereldkampioenschappen niet meer in wedstrijden gedragen mogen worden. Men moet dus weer terug naar het oude vertrouwde stukje textiel. Een besluit dat goed is voor de korte termijn. Het is mooi dat de prestaties van de zwemhelden en -heldinnen van weleer op deze manier nog een beetje worden beschermd. Voor de lange termijn lijkt het mij een redelijk zinloze beslissing.

Mijn advies aan de zwemmer: neem nú een shotje cera of een ander hip dopingproduct. In combinatie met dat supersnelle zwempak zwem je gegarandeerd een tijd die nooit meer overtroffen gaat worden. En het mooie is, iedereen zal denken dat het door je pakje komt.

zaterdag 25 juli 2009

Reactie plaatsen (huishoudelijke mededeling)

Beste lezer,

van verschillende mensen heb ik vernomen dat zij graag een reactie wilden plaatsen op een stukje maar dat zij dit niet voor elkaar kregen. Dit euvel heb ik nu verholpen. Het bleek een kwestie van een vakje aankruisen ergens in het instellingendoolhof. De procedure voor het plaatsen van een reactie is als volgt:

1) Klik op de titel van het verhaaltje
2) Schrijf onder aan het verhaaltje uw reactie
3) Kies bij de optie 'Reageer als', wanneer u geen google-account of iets dergelijks heeft, de optie Anoniem. Zet in de reactie dan wel even uw naam, dan weet ik van wie het vandaan komt :).
4) Klik op 'Reactie plaatsten' et voila!

vrijdag 24 juli 2009

Tourcolumn: Ma(a)rt(en)

Het moet in het jaar 2004 geweest zijn. Welke wedstrijd weet ik eerlijk gezegd niet meer. Ik meen de Classica San Sebastian, maar het kan net zo goed L-B-L geweest zijn. Ik zette de tv aan en hoorde voor het eerst het stemgeluid van Maarten Ducrot. Geen idee wie die kerel was. Toen hij zijn kilometers maakte in het profpeloton was ik nog te klein om iets van wielrennen te snappen.

Feit was dat ik niet zo blij was met de keuze van de NOS. ‘Wat een ontzettend saaie gast, die Ducrot!’, dacht ik. Ik heb het in het vervolg nog wel een paar keer geprobeerd. Sommige dingen moet je immers leren waarderen, maar net als koffie en bier ging Maarten er bij mij echt niet in. Uiteindelijk ben ik toen maar overgestapt op ‘d’n Bels’, alwaar het wielercommentaar al sinds jaar en dag prima verzorgd is. Mijn loyaliteit aan de NOS gooide ik overboord.

Dat ging niet zonder moeite, want ik was bij die omroep toch jarenlang verwend met heerlijk wielercommentaar. Ik rolde de wielerwereld in ten tijde van het commentaarduo Jean Nelissen en Mart Smeets.Wat konden die mannen vertellen! Zelfs de langste vlakke etappes waren nooit saai, want Jean wist altijd wel weer een mooi verhaal uit de analen van de Ronde op te snorren. Mart en hij vulden elkaar perfect aan. Daar zaten twee wielerfanaten die genoten van hun werk. Dat hoorde je gewoon.

Van Mart naar Maarten is een grote stap. In de tussentijd had Herbert Dijkstra zich gemeld in het commentaarhokje en waagde ook Erik Breukink zich aan een leven als verslaggever. Laatstgenoemde deed dit niet onverdienstelijk. Erg prettig om naar te luisteren. Ik baalde er dus ook goed van toen ‘De Breuk’ zijn plaats afstond aan ‘De Koning van Biafra’.

Na een paar jaartjes te hebben vertoefd bij Michel Wuyts en zijn collega’s, besloot ik toch maar weer eens een kijkje te nemen bij de NOS. En verdomd, die Ducrot zat er nog steeds. Altijd maar weer dat gezeik over het oude en het nieuwe wielrennen. Die termen kon ik echt niet meer aanhoren. Hup, snel maar weer zappen naar de zuiderburen dus.

Maar toch, steeds vaker keerde ik vervolgens ook weer terug naar Nederland 1. Herbert heeft namelijk, net als Jean en Mart, de gave om mooie verhalen te vertellen. Dit gegeven gebruikte ik toen maar als excuus om de NOS aan te zetten. Dat veranderde toen ik Maarten op een zeker moment op een grapje betrapte. En een tijdje later nog één en nog één. Ook kwam hij steeds vaker met puntige uitspraken op de proppen.

Middels deze oneliners creëerde hij zijn eigen stijl. Het internet staat tegenwoordig vol met uitspraken van Maarten Ducrot. Met teksten als “Hij gaat zo hard, het lijkt wel of hij een brommer heeft ingeslikt” en “Dan kan je duizend keer Di Luca heten maar dan word je er gewoon afgereden” kun je mij vrolijk maken. Maarten’s vocabulaire is als het heelal: ooit heel klein begonnen, nu zeer omvangrijk en het blijft zich alsmaar uitbreiden. Hoogtepunt van deze tour is een quote over Andreas Klöden die in de koninginnerit een klein hongerklopje kreeg en derhalve tegen het eind van de wedstrijd nog wat moest eten: “Hij stak nog snel even drie repen in zijn mond en ook nog twee in zijn oren.” Als je zoiets verzint dan ben je wat mij betreft gewoon geniaal!

En zijn filosofische insteek? Die is eigenlijk helemaal zo gek nog niet. Je moet alleen even doorhebben hoe hij het één en ander bedoelt en hoe hij als mens in elkaar steekt. Pas toen ik wist dat hij van huis uit psycholoog is ging ik hem beter begrijpen. Het mooie van Maarten vind ik dat hij als geen ander het belang van (wieler)sport kan relativeren, maar dat diezelfde Maarten bij de finish van elke touretappe uit enthousiasme “alvast uit het raam gaat hangen om de finish met eigen ogen te zien”. Een man naar mijn hart.

Het was een lang en zwaar proces. Ik ben zelfs een paar keer vreemdgegaan, maar uiteindelijk ben ik nu weer terug bij mijn jeugdliefde en is onze relatie sterker dan ooit. Wat mij betreft gaat de NOS nog een tijdje door met het duo Dijkstra/Ducrot, twee wielerfanaten die elkaar perfect aanvullen en die genieten van hun werk. Dat hoor je!

dinsdag 21 juli 2009

Tourcolumn: Kenny

Zeg eens eerlijk. Had u voor aanvang van deze Tour ooit gehoord van Koen de Kort, Albert Timmer of Kenny van Hummel? De kans is groot dat uw antwoord ‘nee’ is, maar dankzij het enorme mediaspektakel dat Tour de France heet zijn deze mannen van de formatie Skil-Shimano ineens bekende Nederlanders.

De Kort en Timmer vergaarden hun bekendheid door mee te zitten in lange ontsnappingen. Vrijwel de gehele uitzending reden zij in beeld. Timmer kwam zelfs tot twee keer toe dichtbij een topklassering. Voorafgaand aan de Tour nog volslagen onbekend, nu weet heel wielerminnend Nederland wie deze kerels zijn.

Maar het mooiste verhaal is natuurlijk dat van Kenny van Hummel. Een aardig sprintertje. Al een tijdje goed in vorm, getuige een flink aantal overwinningen in wat kleine wedstrijden en zijn tweede plaats op het Nederlands kampioenschap. Desondanks was ook hij een grote onbekende voor het Nederlandse volk. Maar de Tour maakt alles anders.

Vrijwel dagelijks voert Kenny een verbeten gevecht. Niet strijdend om de etappezege in een massasprint, niet stoempend in de kopgroep, maar moederziel alleen achter het peloton. Startnummer 199, het laagst beschikbare nummer in het tourpeloton. Wellicht is het een bewuste keuze geweest om hem dit nummer op de spelden want Kenny staat allerlaatste in het algemeen klassement. Het staat hem in ieder geval goed.

Iedere bergetappe is een ware overlevingstocht. Vaak lost de vice-kampioen van Nederland al op het eerste de beste heuveltje. Met slechts de bezemwagen nog achter zich probeert hij uit alle macht om binnen de gestelde tijdslimiet de finish te passeren. Wonder boven wonder lukt dit hem steeds weer. Het maakt de man uit Elden tot een cultheld. Voeg daar nog het dramatische verhaal aan toe over zijn overleden oma en Kenny kan niet meer stuk. Dramatiek ten top, precies zoals het hoort in een legendarische wedstrijd als de Tour de France.

Ongeacht of er nog prijzen gepakt gaan worden zal Skil-Shimano terugkijken op een meer dan geslaagde ronde. En Kenny? Die kan zijn rode lantaarn lekker te gelde gaan maken in de criteriums. Want je kunt nog zo vaak de Ronde van Overijssel of de Ronde van Riethoven winnen, een laatste plaats in de Ronde van Frankrijk verhoogt je marktwaarde honderd keer meer. Dat is nou eenmaal de impact van de grootste wedstrijd ter wereld.

donderdag 16 juli 2009

Tourcolumn: Abdoe

Hoewel de etappezege vandaag naar een vrijbuiter ging (de Deen Nicki Sörensen was de sterkste van een kopgroep) stonden de afgelopen dagen vooral in het teken van Mark Cavendish. Met zijn twee overwinningen in deze week staat de teller inmiddels al op vier. Alle massasprints waaraan hij deelnam wist hij te winnen. En bijzonder overtuigend ook. Het enige waar ‘Cav’ zich vandaag de dag nog het hoofd over breekt is met wat voor origineel vreugdegebaar hij dit keer weer over de finish zal komen. Waarom hij afgelopen dinsdag zijn bril in zijn vreugdedansje betrok is me overigens een compleet raadsel.

De kopman van Team Columbia is bezig zich bij de beste spurters uit de tourhistorie te rijden. Nog niet zo lang geleden domineerde Alessandro Petacchi het sprintgebeuren in La Grande Boucle. De Italiaan was de natuurlijke opvolger van zijn landgenoot Mario Cipollini. ‘Mooie Mario’ was ongetwijfeld de meest charismatische sprinter in de geschiedenis van het wielrennen. Vedettegedrag was hem niet vreemd en met zijn provocerende outfits liet deze playboy menig wenkbrauw fronsen. Verder hebben ook renners als Erik Zabel en Tom Boonen hun stempel gedrukt op vele massasprints. Maar hoe dominant en excentriek deze mannen ook waren, er is geen sprinter waar ik liever naar keek dan naar Djamolidin Abdoesjaparov.

Abdoesjaparov, door Mart Smeets veelal ‘Abdoe’ genoemd. Dit bracht mij als zeer jeugdig tourvolger vaak in verwarring. Ik heb me regelmatig afgevraagd welke renner er nu eigenlijk vooraan fietste, Abdoe of Abdoesjaparov. Het duurde even voordat ik me realiseerde dat het één en dezelfde persoon was.

‘De cowboy van Tasjkent’, ‘De dolle Tartaar’ en ‘Tasjkent Terror’, bijnamen die eigenlijk al genoeg zeggen over zijn manier van sprinten: doldriest, volle bak erin en iedereen die hij op zijn pad vindt heeft pech gehad. Een sprint met Abdoe stond garant voor spektakel. De Oezbeek trok en smeet dat het een lieve lust was. Vaak ging het goed, maar niet altijd.

Menig wielerliefhebber zal zich de slotetappe van de Tour van 1991 nog wel herinneren. Op de Champs-Élysées ging Abdoesjaparov in de groene trui als een dolle stier op de meet af. Hij vergat echter om voor zich te blijven kijken en knalde ongenadig hard de omheining in. Abdoe werd gelanceerd en bleef lange tijd gewond op de grond liggen. Om de groene trui te winnen moest hij echter de finish passeren. Ondersteund door meerdere mensen kwam hij uiteindelijk over de streep om vervolgens direct te worden afgevoerd naar het ziekenhuis.

Laurent Jalabert crashte in de Ronde van Frankrijk van 1994 eens op een soortgelijke manier en heeft zich daarna nooit meer in massasprints gemengd. Abdoe wel. Die won daarna nog een flink aantal etappes en mocht nog vaak de groene trui aantrekken. Echte sprinters zijn nou eenmaal waaghalzen die het gevaar niet uit de weg gaan.

Vandaag de dag is Mark Cavendish de held van het sprintgeweld. In het groen winnen op de Champs-Élysées is zijn doel. Wat mij betreft kunnen we hem alvast opschrijven. Mits hij voor zich blijft kijken natuurlijk.

maandag 13 juli 2009

Koken met Yuri

Ga je door cocaïne betere sportprestaties leveren? Lijkt me niet. Ik was daarom ook niet heel geschokt toen ik vanmiddag op de radio hoorde dat Yuri van Gelder betrapt is op het gebruik van het beruchte witte goedje. Net zo min als ik dat was toen Tom Boonen onlangs weer eens gepakt werd voor een zelfde vergrijp. Ontzettend stom van beide heren, maar hun prestaties worden door deze onthullingen niet ineens minder waard.

Ik zou het niet terecht vinden wanneer van Gelder door de turnbond wordt geschorst. Een schorsing van een sportbond wegens het gebruik van een bepaald middel moet naar mijn mening pas worden opgelegd als dat middel de sporter ook daadwerkelijk beter laat presteren. Zolang dat niet het geval is valt het gewoon onder het eigen risico. Vijftienhonderd euro boete betalen en beloven dat je het nooit meer zult doen. Daarmee kan het wat mij betreft worden afgedaan. Met zijn naderende ontslag bij Defensie ben ik het wél eens. Hij heeft bewust de regels van zijn werkgever aan zijn laars gelapt. Dan ben je geen betrouwbare werknemer meer. Opdonderen dus.

Wat bezielde onze ‘Lord of the Rings’ om vlak voor een wedstrijd, waarbij je zeker weet dat je gecontroleerd wordt, nog een lading coke naar binnen te werken? Op het moment dat hij dat poeder opsnoof wist hij dat hij die oefening op het NK voor niks ging doen en dat hij kon fluiten naar zijn carrière bij de landmacht. Ik kan daar met mijn pet echt niet bij.

Met zijn actie heeft van Gelder ook zijn geloofwaardigheid grotendeels verloren. Een tijdje geleden werd hij door zijn voormalige trainer van drugsgebruik beschuldigd. Van Gelder ontkende in alle toonaarden. Nu blijkt dus dat hij wel degelijk een drugsprobleem heeft. Nogmaals, zijn sportieve prestaties blijven onaangetast, maar als mens heeft Yuri nu wel een heel groot probleem.

Wat wel voor hem pleit is dat hij, nog voordat de uitslag van de controle bekend was, zelf zijn stommiteit heeft toegegeven. Want hoeveel sporters zouden niet zijn gevlucht in zwakke, soms zelfs lachwekkende excuses? ‘Cocaïne? Ik dacht dat het gewoon magnesium was!’ Het zou een klassiekertje geweest kunnen zijn. Gelukkig heeft hij zichzelf dat bespaard.

Vlak voor het NK heb ik Yuri nog kort geïnterviewd. Dat was bij de wereldbekerwedstrijd boulderen (sportklimmen) in Eindhoven, waar ik namens het ED verslag van deed. De nationale turnheld kwam, ter promotie, die middag ook een wandje beklimmen. Tijdens ons gesprek roemde hij de sfeer die er bij het boulderen heerst. “Super relaxed” vond hij de mensen. Ik realiseerde het me toen niet, maar waarschijnlijk bedoelde hij hiermee: ‘Met die lui hier zou ik heel goed een lijntje kunnen snuiven’.
In datzelfde vraaggesprekje gaf hij aan dat hij nog zeker acht jaar wil turnen. Hij is dus nog lang niet klaar en hij zal na een mogelijke schorsing zeker nog wel terugkeren aan de ringen. En dat is maar goed ook. Want hoe je het went of keert, qua prestaties blijft hij een geweldige sportman. En geloof mij, als hij uiteindelijk olympisch goud wint dan is iedereen deze affaire direct vergeten.

Simon Vinkenoog

Schrijver en dichter Simon Vinkenoog is overleden. Noem me een cultuurbarbaar, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik tot gisteren nog nooit van deze voormalig Dichter des Vaderlands gehoord had. Op de radio hoorde ik dat hij samenwerkte met Spinvis. Dat verklaart misschien die verschrikkelijk slechte muziek en dito teksten van laatstgenoemde artiest. Zoiets kun je alleen maar bedenken wanneer je continu in hogere sferen verblijft.
Want als ik de media mag geloven was deze Vinkenoog zo’n beetje de grootste wietgebruiker van het noordelijk halfrond. Als sportfanaat en gezondheidsfreak zijnde heb ik daar uiteraard weinig respect voor. Wanneer ik zoiets hoor denk ik meestal: het is terecht dat je dood bent. Als je je lichaam bewust dergelijke schade toebrengt dan weet je dat dit vroeg of laat wordt afgestraft. Aan de andere kant zegt een dergelijk levenspatroon lang niet altijd alles over het iemands karakter. Volgens diezelfde media was Simon Vinkenoog een bijzonder leuk, aardig en positief mens. Dit in ogenschouw nemende is zijn overlijden bijzonder spijtig. Iemand die gelukkig is en geniet van het leven zonder andere mensen daarbij schade toe te brengen verdient het niet om deze wereld te moeten verlaten. En genieten deed Vinkenoog volop. Wat dat betreft ben ik stiekem zelfs een beetje jaloers op het leven van deze drugsverslaafde.

zaterdag 11 juli 2009

Tourcolumn: Astana

In september van het vorig jaar kondigde Lance Armstrong zijn rentree als professioneel wielrenner aan. Inmiddels zit hij middenin zijn derde wielerleven. Alsof de tijd heeft stilgestaan rijdt hij weer rond in de Tour en is zijn vertrouwde yellow jersey binnen bereik. Alleen al uit historisch oogpunt zou het mooi zijn als hij die trui één dezer dagen weer aan zou mogen trekken. Of nog mooier, wanneer hij in het geel de Champs-Elysées zou bereiken. Zijn ploeggenoot Alberto Contador aast echter ook op het meest begeerde tricot in de wielrennerij.

In het openbaar vallen ze elkaar niet af. Al liet Armstrong gisteren na de aankomst in Andorra wel doorschemeren dat hij ‘not amused’ was over de demarrage van zijn ploegmaat. Dat laatste woord impliceert dat beide matadoren een vriendschappelijke relatie hebben. Maar is dat ook zo? Dé vraag die de hele wielerwereld op dit moment bezighoudt is: Hoe gaat het er aan toe bij de Astana’s aan tafel? Zwijgt men elkander dood? Wordt er met saus gegooid en trachten ze elkaar vervolgens te wurgen met hardgekookte spaghettislierten? Of heeft het team de grootste lol omdat men de media weer eens goed bij de neus heeft genomen en heerst er louter kameraadschap? Het laatste lijkt me onwaarschijnlijk. Armstrong en Contador hebben te veel eergevoel om de ander een prestigieuze overwinning te gunnen.

Ploegleider Johan Bruyneel heeft te maken met een luxeprobleem. Het lijkt geen twijfel dat de tourwinnaar dit jaar uit zijn Astana-formatie komt. Het is alleen nog de vraag wie. Toch moet de Belg op menselijk vlak een moeilijke keuze maken. Stemt hij zijn tactiek af op zijn oude boezemvriend met wie hij zeven keer de Tour won en die hij zo graag nog één keer naar een grote overwinning wil leiden? Of kiest hij voor de beste ronderenner van de afgelopen twee jaar, met wie hij, mits hij hem te vriend houdt natuurlijk, in de toekomst nog veel successen kan gaan boeken?

En dan heeft hij ook nog Andreas Klöden en ‘lijpe’ Levi Leipheimer in zijn team, die ook kort staan in het klassement en bij veel ploegen de absolute kopmannen zouden zijn. Over hen lijkt de Belgische kampioenenmaker zich echter niet al te druk te hoeven maken. De Duitser en de Amerikaan hebben niet het zelfvertrouwen om Armstrong aan te vallen. Eén blik van ‘The Boss’ is al voldoende om hen in een knechtenrol te duwen.

Armstrong of Contador, een duivels dilemma. Waarschijnlijk neigt Bruyneel’s hart naar Lance, maar zijn verstand naar Contador. Wat is wijsheid? Ik ben blij dat ik slechts supporter ben en derhalve ongegeneerd mijn voorkeur kenbaar mag maken. Hup Lance!

vrijdag 10 juli 2009

Gezwicht

Na me lang te hebben verzet heb ik uiteindelijk de inwendige strijd verloren. Ik wilde het echt niet, maar heb het uiteindelijk toch gedaan. Vergeef me alstublieft, ik kon de verleiding gewoonweg niet weerstaan.

You don’t know what you got till it’s gone. Deze wijze uitspraak is op vele zaken in het leven van toepassing. Zo ook op mijn huidige situatie. En wanneer mensen iets kwijtraken gaan ze ineens bijzonder opmerkelijk gedrag vertonen.

'The King of Pop' is niet meer in ons midden. Heel erg verrast was ik niet toen het nieuws mij ter oren kwam. In mijn beleving was ‘Wacko Jacko’ de laatste jaren niet veel meer dan een wandelend lijk, die zonder hulpmiddelen nauwelijks meer op zijn benen kon staan. De schok was daarom des te groter toen er beelden van Michael’s laatste repetitie werden vrijgegeven. Het ziet er weliswaar niet meer zo flitsend uit als vroeger, maar voor een vijftigjarige medicijnverslaafde etaleert hij nog bijzonder acceptabele moves. Goed, een filmpje van twee minuten wil nog niet zeggen dat hij het ook vijftig concerten lang zou hebben volgehouden, maar hij was in ieder geval in beduidend betere conditie dan ik me had voorgesteld.

Zelf had ik (gelukkig) geen kaartje voor één van de vijftig optredens in Londen. Ik behoor tot de immens grote groep van mensen die nooit echt groot fan waren maar zijn muziek altijd wel konden waarderen. Als achtjarig jongetje was Remember the time mijn eerste ‘favoriete liedje’ en op nummers als Thriller, History en You rock my world kon en kan ik nooit stil blijven zitten. Toch heb ik nooit de moeite genomen om een cd van deze maestro aan te schaffen.

Nu na zijn dood de radio- en televisiezenders zich massaal op het Jacksonrepertoire storten, realiseer ik mij pas hoeveel ontzettend vette platen die man gemaakt heeft. Getuige de hitlijsten ben ik niet de enige, want zijn cd’s vliegen werkelijk de winkels uit. Zoiets schijnt normaal te zijn. Vincent van Gogh en John Lennon kunnen hierover meepraten. Persoonlijk vind ik het altijd bijzonder hypocriet om iemand pas na zijn dood de hemel in te prijzen en ineens zijn werk aan te schaffen als ware je een echte fan.

Net als miljoenen anderen heb ik dinsdag voor de buis gezeten om naar de herdenkingsdienst te kijken. Zoals gebruikelijk bij een overlijden viel er geen onvertogen woord over de overledene. Zijn fouten zijn vergeven en vergeten. Hij was misschien een beetje gek, maar wat geeft dat. Laten we niet vergeten onder wat voor onnoemelijke druk die man altijd heeft geleefd. Dat is niet gezond voor een mens. Ik sluit me dus volledig aan bij de heersende opinie: Michael Jackson is een held!

En ja, nu behoor ik zelf dus ook tot die vervloekte groep mensen. Zeker na de nu volgende bekentenis: Ik heb een cd besteld. Omdat hij dood is. Omdat ik nu graag zijn muziek wil horen. Te slecht voor woorden eigenlijk, maar ik heb het wel gedaan.

Toch heb ik er geen spijt van. Vanmiddag plofte de cd ‘Thriller’ op mijn deurmat. En eerlijk is eerlijk, het is gewoon een steengoed album. Iedere zichzelf respecterende muziekliefhebber zou deze plaat in zijn bezit moeten hebben. Ik dus ook. Dat daar de dood van de uitvoerende artiest aan te pas moest komen reken ik mezelf zeer aan.

Michael Jackson, de grootste artiest aller tijden, is niet meer onder ons. Zijn invloed op de muziekindustrie was en is gigantisch. Zelfs vanuit zijn gouden doodskist zorgt hij er nog voor dat ik mijn principes overboord gooi. Knap gedaan Michael, maar je mag nu stoppen. Na zo’n hectisch leven heb je wel wat rust verdiend.