dinsdag 22 juni 2010

WK-column: indrukwekkende architectuur

Na een lange rit over eindeloos lijkende wegen komen we na een dag rijden aan in Marina Beach, zo’n honderd kilometer ten zuidwesten van Durban en ook wel het ‘Honolulu van de zuidkust’ genoemd. Het is er veel groener maar vooral ook een stuk warmer dan in Johannesburg, waar we die ochtend al klappertandend waren vertrokken.

Het is al halverwege de avond wanneer we onze auto’s aan het strand parkeren. Net op tijd voor de wedstrijd Zuid-Afrika tegen Uruguay die we tezamen met een aantal andere (Zuid-Afrikaanse) toeristen aanschouwen in een klein strandbarretje. Ook enkele politieagenten onderbreken hun ronde om samen met ons de wedstrijd te bekijken. Helaas kan ‘Bafana Bafana’ het vanavond niet bolwerken waardoor de meeste vrolijkheid langzaam maar zeker wegebt.

Aan het Nederlands elftal de taak om de jubelstemming weer terug te brengen. De wedstrijd is wederom vroeg in de middag dus vertrekken we bijtijds richting Durban, alwaar het goed toeven is. Aan het strand is een groot FIFA Fan Fest opgebouwd, met onder meer live muziek en grote schermen waar de wedstrijden op worden getoond. Er heerst een heerlijk zomerse sfeer. De weg naar het stadion is kilometers lang maar de supporters weten zich onderweg prima te vermaken. De vuvuzela’s klinken luid en iedereen wil met elkaar op de foto.

Was het Soccer City Stadium al een indrukwekkend bouwwerk, het Moses Mabhida Stadium doet daar nog een schepje bovenop. Weliswaar een iets lagere capaciteit (62.760) dan Soccer City (88.460) maar een schitterend staaltje van artistieke architectuur. Zat ik in Jo’burg nog vrijwel bovenin de nok, dit keer zit ik lekker dicht op het veld. Helaas wederom in een vak dat weliswaar vol zit maar waarin ik zo’n beetje de enige ben die de tekst van het Wilhelmus kent. De vreugde over het winnende doelpunt van Sneijder kan ik gelukkig wel delen met een landgenoot achter mij. Weliswaar is de beste man woonachtig in Zwitserland maar ik ben al lang blij met zijn aanwezigheid. Voor de wedstrijdbeleving is het wel zo leuk om met een groot aantal gelijkgestemden te zijn. Aan massale euforie in mijn vak ontbrak het deze (en ook de vorige) wedstrijd dus, maar de fantastische stadions zorgden desondanks voor een unieke belevenis.

Spectaculair Hollands voetbal heb ik de afgelopen twee weken niet gezien. Met dit spel worden we geen wereldkampioen. Ik ben er echter van overtuigd dat het team nog wel een keer echt gaat draaien. Helaas zal ik die wedstrijden niet meer vanaf de tribune bekijken. De match tegen Japan luidde het einde in van mijn verblijf in dit fascinerende land. Na een kleine 24 uur reizen van zondag op maandag (zonder slaap) steek ik de sleutel weer in het slot van mijn eigen voordeur. Hoe raar het ook moge klinken, ik mis nu al het geluid van de vuvuzela’s in de straten. Wellicht kan ik daar zelf wat aan gaan doen.


Deze column verschijnt op 24-6-2010 in Brabants Centrum

dinsdag 15 juni 2010

WK-column: Ongeremd enthousiasme

Één ding is zeker, het WK leeft enorm hier in Zuid-Afrika. Het begon al direct bij aankomst op de luchthaven. Tientallen kleurrijk uitgedoste Argentijnen, Mexicanen en Hondurezen maakten er een feestje van nog voor de eerste bal getrapt was.

Onze gastheer kwam ons van het vliegveld ophalen. Ook hij is volledig bevangen door het WK-virus, getuige zijn auto die hij speciaal voor de gelegenheid heeft omgetoverd tot officieel WK-voertuig. Op de weg lokt deze bolide bijzonder veel opgestoken duimen en andere enthousiaste reacties uit.

‘Jo’burg is ready’, staat er op de borden langs de snelweg. Veel auto’s rijden met vlaggetjes op hun auto en de helft van de Zuid-Afrikanen, waaronder een rechter in functie, draagt het shirt van het nationale team. Tijdens de massale steunbetuiging aan ‘Bafana Bafana’ in het centrum van Johannesburg is het helemaal duidelijk. Het toernooi is hier op de juiste plaats.

De komst van dit enorme evenement heeft het land in zijn greep. Op de radio gaat het de hele dag over niets anders dan de world cup. De kranten komen ruimte te kort om hun trots te laten blijken. Na de openingswedstrijd werd er geschreven dat ‘we’ afgeschilderd werden als dromers maar dat dit resultaat (1-1 tegen Mexico) aantoont dat ‘we’ wel degelijk iets in onze mars hebben. Ook goede resultaten van de andere Afrikaanse deelnemers worden luid bejubeld. Want het WK is niet alleen van Zuid-Afrika maar van het gehele continent.

In de Nederlandse media was de teneur de laatste maanden beduidend anders. Men focuste zich vooral op het gebrek aan veiligheid en mogelijke terreuraanslagen. Van enig gevaar is hier echter niets te merken. Zelfs niet tijdens de gevreesde wedstrijd USA-Engeland. Volgens verschillende bronnen zou Bin Laden deze match aangrijpen om het stadion op te blazen en zo de Verenigde Staten een flinker loer te draaien. Amerikaanse vrienden van onze gastheer zaten afgelopen zaterdag op de tribune in Rustenburg maar hebben zich geen moment zorgen gemaakt.

Net als USA-Engeland stond ook de wedstrijd Nederland-Denemarken op de nominatie voor een terreuraanslagje. Ook hier gebeurde echter niets. Op het veld gebeurde er helaas ook bar weinig waardoor er niet veel te genieten viel. De voor- en napret was gelukkig goed verzorgd. Bovendien was het resultaat natuurlijk wel naar wens en kan het Soccer City Stadium met recht een indrukkwekkend stadion worden genoemd. Daarbij vergeleken is het Philips Stadion maar een klein kommetje.

Volgende halte is Durban, een kleine zes uur rijden vanuit Johannesburg. Geen ongevaarlijke weg werd er gezegd, maar daar ben ik na de ervaringen van de afgelopen week niet bang meer voor. Met de vuvuzela in de aanslag (ik heb inmiddels schrale lippen van het blazen op dat ding) gaan we op weg naar de wedstrijd tegen Japan.


Deze column verschijnt op 17-6-2010 in Brabants Centrum

WK-column: Het voornemen

Toen op 15 mei van het jaar 2004 bekend werd dat het wereldkampioenschap voetbal in Zuid-Afrika gespeeld zou gaan worden besloten we met de familie dat we daar zeker heen zouden gaan. Een leuk idee, maar zoals eenieder wel weet zijn dit soort toekomstplannen nogal eens aan wijzigingen onderhevig.

De jaren verstrijken en ineens is het eind 2009. Het onderwerp dat jarenlang gesluimerd heeft wordt eindelijk weer actueel. Minder dan een jaar voor het toernooi moet er een definitief besluit worden genomen. Gaan we wel of gaan we niet? Het voornemen was natuurlijk mooi, maar had ik een kleine tien jaar geleden ook niet geroepen dat we zeker naar het WK in Duitsland zouden gaan? En waar heb ik dat uiteindelijk gekeken? Juist, gewoon voor de buis.

Hetzelfde scenario dreigt nu. Mijn moeder en broertje zijn inmiddels al afgehaakt. De zusjes gaan ook niet mee. Pap heeft nog wel zin in een vakantie naar zijn voormalige thuisbasis Johannesburg. Zelf zit ik nog in dubio. Want ja, het WK valt natuurlijk weer net in een tentamenperiode. En omdat ik mijn studie een bijzonder warm hart toedraag wil ik toch wel erg graag genoeg studiepunten halen om deze voort te mogen zetten. Komt nog eens bij dat ik als arme (deeltijd)student het geld eigenlijk helemaal niet heb om zo’n belachelijk duur vliegticket aan te schaffen.

De tijd begint nu wel te dringen. De vliegreizen worden steeds duurder en de kaartjes moeten onderhand besteld worden. Vader mailt: “Ga je mee? Ik moet het morgen weten!” Wat te doen? Kop of munt? Ie wie waai weg?

Onder het motto ‘je leeft maar één keer’ stuur ik uiteindelijk het beslissende mailtje: “Ik wil de gok wel wagen”. Ik kan op vakantie natuurlijk mijn schoolspullen meenemen. En wie garandeert mij dat wanneer ik thuis blijf ik op zeker alle toetsen haal? Om de reis te financieren kan ik in de zomer vast wel een aantal weken extra werken. Heb ik voor mijn vorige vakantie ook gedaan.

Maar het belangrijkste van alles is dat een wereldkampioenschap voetbal voor een sportfanaat als ik iets unieks is. Voor dergelijke ervaringen moet je soms een risicootje durven nemen. En stel dat ik over een paar maanden per ongeluk onder een trein kom of één of andere enge ziekte oploop. Dan zou ik toch spijt hebben wanneer ik nu niet gegaan was. Je leeft maar één keer. Hup, die auto in, richting vliegveld en op naar Johannesburg!

Deze column verscheen op 10-6-2010 in Brabants Centrum

dinsdag 1 juni 2010

Fabian, de machine

Gisteren las ik in NRC Handelsblad een column van John Kroon waarin gesteld werd dat Fabian Cancellara vals zou hebben gespeeld. De Zwitser, die dit jaar op zeer imponerende wijze de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix op zijn naam schreef, is niet betrapt op epo of iets dergelijks maar zou gebruik hebben gemaakt van een motortje.

Na het lezen van de eerste regels dacht ik dat er een leuke verwijzing werd gemaakt naar één van Maarten Ducrot’s meest karakteristieke uitspraken over Fabian: ‘Hij gaat zo hard, het lijkt wel of ie een brommer heeft ingeslikt’. Toen er vandaag in het AD echter een bijna paginavullend artikel over ‘het motortje’ verscheen begreep ik dat het sommigen bittere ernst is.

Met zo’n systeem in je fiets zou je maar liefst 27 kilometer per uur harder kunnen gaan. Dat betekent dat ik met zo’n rijwiel ook makkelijk mee zou kunnen in het profpeloton. Wel briljant natuurlijk. De hele wielerwereld richt zijn pijlen op het bestrijden van de drogering van het menselijk lichaam terwijl de fiets aan alle aandacht ontsnapt. Floyd Landis eat your heart out!

“Dit is erger dan doping”, aldus Rabobank-trainer Louis Delahaije. Daar ben ik het toch niet mee eens. Vergeleken bij die chemische troep die de renners doorgaans in hun lichaam spuiten is dit toch heerlijk onschuldig. Het doet denken aan de periode waar de ziel van het wielrennen in verborgen ligt. Zeg nou zelf, voor zulke streken draaide men de hand vroeger niet om. Je ziet iemand als Alfredo Binda (1902-1986) of Wim van Est (1923-2003) toch al helemaal demarreren, een in de bosjes verstopt motortje op zijn fiets monteren, vervolgens fluitend twee bergen over rijden om een kilometer voor de finish het machientje weer in een holle boom te dumpen en wat water over zijn gezicht gooien om net te doen alsof hij flink gezweet heeft. Het zou natuurlijk puur bedrog zijn, maar mocht Cancellara echt mechanische hulp hebben gehad dan beschouw ik dat maar als een ode aan alle mooie wielerverhalen uit het verleden.