zondag 29 mei 2011

Smoking Theo

Met de Champions League finale en de play-offs om europees voetbal en een plek in de eredivisie is het voetbalseizoen alweer ten einde gekomen. Steevast hoorde men de trainers van de verschillende clubs de afgelopen weken het aloude cliché bezigen dat het ‘een lang seizoen’ is geweest. Oefenmeesters klagen sowieso altijd al veel over het, volgens hen, te grote aantal wedstrijden en de belasting die dat voor hun spelers betekent. Fysiek zouden ze het niet aankunnen.

De eredivisievoetballer van het jaar heeft er dit seizoen ook aardig wat wedstrijdjes opzitten. Met FC Twente speelde Theo Janssen immers Champions League en reikte hij ook nog tot de finale van de nationale beker. Ongetwijfeld ook weer erg pittig geweest allemaal. Maar voordat zijn trainer weer begint te zeuren over het oh zo zware jaar kan hij beter eerst naar zijn speler zelf kijken.

Gisteren stond in het AD namelijk een foto van Janssen die al shoppend in de PC Hooftstraat een sigaret opsteekt. Roken is nou niet bepaald iets waar je gezonder en fitter van wordt. Het staat nota bene in koeienletters op het pakje: brengt de gezondheid ernstige schade toe.

Blijkbaar kun je het als notoire smoker echter nog tot voetballer van het jaar schoppen. Het geeft maar weer eens aan dat een sport als voetbal niet te vergelijken is met wielrennen, hardlopen of zwemmen. Denk maar niet dat Contador de Giro gewonnen zou hebben als hij elke dag een paar peuken weg zou paffen. Een profvoetballer die rookt is als topsporter niet serieus te nemen. Leuk dat hij een kunstje met een bal kan maar met de sportgedachte heeft het natuurlijk weinig te maken.

Overigens heeft zijn nieuwe trainer Frank de Boer laten weten dat hij Janssen “niet wil zien roken onder werktijd”. Het zou toch ook wat zijn. Hoor je Theo ineens over het trainingsveld schreeuwen: “Hey Gregory, heb je een vuurtje voor me?!” Nee, beter koopt Theo van zijn eerste salaris bij Ajax een stel nicotinepleisters en gooit hij de pakjes Marlboro die hij nog in huis heeft de prullenbak in. Niet alleen voor zichzelf maar ook voor de jeugd, voor wie hij nou eenmaal een voorbeeld is. En pas als de voetballer er zelf alles aan gedaan heeft om fit te zijn en te blijven mag zijn trainer roepen: ‘het is een lang seizoen geweest’.

maandag 9 mei 2011

Wouter Weylandt

De dood fietste vandaag weer eens mee in de Giro d’Italia. Het overlijden van de jonge Belgische wielrenner Wouter Weylandt maakte de dag van vandaag tot een diep treurige in de geschiedenis van de wielersport. Voor even zijn alle dopingperikelen vergeten. Het leed dat de Passo del Boco vandaag heeft aangericht is vele malen groter dan clenbuterol ooit zou kunnen bewerkstelligen.

De gedachten gaan gelijk terug naar Fabio Casartelli. In de Tour de France van 1995 verongelukte de Olympisch kampioen van Barcelona in de afdaling van de col de Portet d’Aspet. De beelden van een levenloze Casartelli, badend in zijn eigen bloed, schokte de huiskamers.

En zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen. De bekendste zijn waarschijnlijk Andrej Kivilev (Parijs-Nice, 2003) en, voor de wat oudere lezers, Tommy Simpson die in 1967 op de flanken van de Mont Ventoux het leven liet.

Naast het lijstje dodelijke ongevallen is het rijtje ongelukken met botbreuken, gebitsverwoestingen en ander vreselijk letsel nog vele malen groter. Er bestaat geen wielrenner die nog nooit hard tegen het asfalt gesmakt is.

Het geeft maar weer eens aan wat voor een bizarre sport wielrennen eigenlijk is. Een sport waarin de renners hun lichamen steeds maar weer tot het uiterste dwingen en en passant hun eigen leven in de waagschaal stellen. Het vergt durf en doorzettingsvermogen om coureur te zijn. In een wedstrijd als de Giro is het bergop sterven en hopen dat je in de afdaling niet daadwerkelijk het loodje legt. Gelukkig gaat het vaak goed, maar vandaag helaas niet. Weylandt heeft wielergeschiedenis geschreven met de zwartst mogelijke inkt. Wel heeft hij er voor gezorgd dat het respect voor de wielrenner in het algemeen weer een stukje is gegroeid. Voor wat het waard is natuurlijk.

zondag 1 mei 2011

Gladde benen

Het is misschien wel de grootste clichévraag over de wielersport: waarom scheren wielrenners hun benen? Er zijn meerdere mogelijkheden. Vanwege de aerodynamica lijkt onwaarschijnlijk, maar je hebt er natuurlijk altijd van die freaks bij zitten. Neem Michael Rasmussen bijvoorbeeld. De inmiddels verguisde voormalige kopman van de raboploeg haalde zelfs de stickertjes van zijn fiets vanwege het gewicht. Nee, het ontharingsritueel lijkt met name te dienen voor de verzorging. Een glad oppervlak masseert toch wat fijner en makkelijker dan een zwaar behaard been. Omdat wielrenners ook regelmatig in aanraking komen met het asfalt is het in dat opzicht ook praktischer. De wond kan beter behandeld worden. Bovendien zouden de haren in de wond kunnen komen en tegelijkertijd allerlei bacteriën hierin droppen, waardoor de kans op ontstekingen toeneemt.

Tot slot heeft ontharen ook voor een belangrijk deel te maken met de wielercultuur. Iedere zichzelf respecterende fietser die een beetje serieus fietst dient zijn benen geschoren te hebben, is de opvatting die er in het wielerwereldje heerst. Niet alleen om eerder genoemde voordelen maar men is ook van mening dat gladde kuiten er gewoon veel beter uitzien. Met behaarde benen ben je bij elke willekeurige wielerclub direct een buitenbeentje.

Hoe groot is het contrast met de ‘normale wereld’. Waar collega fietsers iemand een goedkeurende blik toewerpen wanneer ze diens pas geschoren benen zien krijgt diegene van anderen direct het predicaat “gay” opgespeld, met de kanttekening daarbij dat hij nu “nooit meer aan een vriendin zal komen”.

Dergelijke verschillen van opvatting zijn in de maatschappij natuurlijk niet vreemd. Een ring midden door je neus wordt door de meerderheid van de samenleving gezien als freaky, terwijl het in de gothic-scene juist als een fraaie versiering van het lichaam bestempeld wordt. En zo zijn er nog talloze voorbeelden te bedenken.

Wat de één mooi vindt, vindt de ander lelijk. Waar de één zich prettig bij voelt daar voelt de ander zich ongemakkelijk bij. Wielrenners moeten dus vooral lekker blijven scheren. Dat niet iedereen de verfrissende sensatie van gladde benen kan waarderen is niet erg. Het is immers gewoon maatschappelijk bepaald.