zaterdag 31 december 2011

Meest invloedrijke albums deel 5: Taylor Swift - Fearless

Het einde van het jaar is altijd een mooi moment om terug te blikken. In navolging van alle hitlijsten die via de radio tot ons komen zal ik tot aan de laatste dag van het jaar aan de hand van vijf albums terugblikken op de ontwikkeling van mijn persoonlijke muzieksmaak. Het zullen dus niet (altijd) mijn favoriete platen zijn maar wel de albums die binnen die ontwikkeling duidelijke mijlpalen vormen.
Vandaag aflevering 5 (slot): Taylor Swift – Fearless

De Amerikaanse countryzangeres Taylor Swift is in Nederland nog altijd geen grote naam. Hooguit kent men haar van haar hitje Love Story en van haar bijdrage in John Mayer’s Half of my Heart. Wat men soms nog wel weet is dat deze jongedame vooral populair is onder meisjes die vaak de leeftijd hebben waarop beugels nog vanzelfsprekend zijn en jeugdpuistjes als grootste vijand worden gezien. Hoongelach valt mij doorgaans dan ook ten deel wanneer ik aangeef fan te zijn van Taylor Swift.

Dit doet me echter weinig. De 22-jarige blondine maakt naar mijn mening gewoon prachtige muziek. En daarin sta ik niet alleen. Een vader van een fan die wel binnen de doelgroep valt reageerde eens op mijn lovende recensie van het concert in Ahoy afgelopen jaar dat hij een nieuwe superster aan het werk had gezien.

Inmiddels heeft deze ster drie albums op haar naam staan, waarvan vooral de tweede plaat, Fearless, een zeldzaam pareltje is die zonder twijfel in mijn top drie aller tijden staat. Het contrast met andere persoonlijke favorieten zoals Metallica en Iced Earth is wat deze cd nog specialer maakt. Mensen kunnen amper geloven dat ik helemaal wild ben van heavy metal maar tegelijkertijd idolaat van zoete countrypop.

Muziek is echter niet uitgevonden om mensen zichzelf op te laten sluiten in veel te krappe hokjes die ook wel genres worden genoemd. Muziek gaat om emotie. En de ene keer wordt die emotie getriggerd door een snerpende gitaar, de andere keer door een zachte stem die zingt over de liefde. Het heeft allemaal evenveel waarde. Zolang het maar daadwerkelijk iets met je doet maakt muziek het leven de moeite waard.

Met deze wijze woorden komen we aan het einde van deze serie. Bedankt dat je de moeite hebt genomen om mijn stukjes te lezen. Een hele fijne jaarwisseling en tot in 2012!


vrijdag 30 december 2011

Meest invloedrijke albums deel 4: Inkwell - These Stars are Monsters

Het einde van het jaar is altijd een mooi moment om terug te blikken. In navolging van alle hitlijsten die via de radio tot ons komen zal ik tot aan de laatste dag van het jaar aan de hand van vijf albums terugblikken op de ontwikkeling van mijn persoonlijke muzieksmaak. Het zullen dus niet (altijd) mijn favoriete platen zijn maar wel de albums die binnen die ontwikkeling duidelijke mijlpalen vormen. Vandaag aflevering vier: Inkwell – These stars are monsters

Misschien wel de meest mysterieuze band die er bestaat: Inkwell. Ik zou zelfs niet eens weten of het duo Travis Adams en Dave Pierce nog wel bij elkaar is. Een zoektocht naar de status van Inkwell leverde me onlangs weinig vernieuwende informatie op. Buiten wat van hun muziek op myspace en purevolume hebben de mannen niet eens een officiële website. Tekenend is ook dat je op youtube wel een instructiefilmpje kunt vinden over hoe je een boekenlegger in de vorm van een hartje moet kantklossen maar dat er slechts een handjevol nummers van Inkwell op staan. Luistercijfers op last.fm laten zien dat hun muziek wereldwijd ook niet bijzonder veel beluisterd wordt. Tot nu toe hebben in totaal 12.022 mensen (die dat programma op hun pc hebben geïnstalleerd) 220.897 keer naar een nummer van Inkwell geluisterd. Daarbij moet worden opgemerkt dat er nog twee bands zijn met dezelfde naam en dat de luistercijfers dus bij elkaar worden opgeteld. Ter vergelijking: Coldplay is door de last.fm-gebruikers al bijna honderd keer zo vaak opgezet.

Het muzikale tweetal uit Florida heeft drie albums op haar naam staan. Het laatste werk met de titel Rivers of Blood and Sadness, or Maybe Happy, is schijnbaar in 2009 verschenen. Geheel in Inkwell-stijl is deze plaat volledig langs me heen gegaan. Hoewel ik dus nog altijd niet weet of ik in de verleden tijd moet praten of niet herinner ik me Inkwell vooral van de briljante cd These Stars are Monsters.

Welk labeltje ik er wat betreft genre op moet plakken is mij onduidelijk. Een beetje emo, een beetje poppy. Is ook niet belangrijk. Wat het album zo mooi maakt is dat het, net als het gehele bestaan van de band, zo mysterieus is. Adams en Pierce hebben misschien niet de allermooiste stemmen van de muziekindustrie maar weten met hun geluid een bepaalde sfeer op te roepen die je niet vaak tegenkomt.

De herinneringen die aan deze cd kleven zijn echter de belangrijkste redenen voor mij om eeuwigheidswaarde aan dit album toe te kennen. Het brengt me terug naar mijn studententijd in Tilburg. Omdat ik zelf niet in Tilburg woonde bleef ik na een avond stappen vaak slapen bij een kameraad in zijn studentenkamer. Na een hele nacht te zijn blootgesteld aan de vreselijke smaak van de DJ’s in de plaatselijke horecagelegenheden sloten we de avond altijd af met een portie goede muziek. Tegen vijf uur in de ochtend, wanneer de nacht op haar einde liep, klonk These Stars are Monsters dan regelmatig zachtjes door het studentenhuis. En omdat die onbezorgde periode er inmiddels al weer eventjes opzit mag ik ’s nachts nog graag Inkwell opzetten om nog even dat gevoel van toen terug te krijgen. De tijd van ultieme vrijheid. De mooiste tijd van je leven.


Morgen het slot van deze serie: Taylor Swift - Fearless

donderdag 29 december 2011

Meest invloedrijke albums deel 3: Pennywise - About Time

Het einde van het jaar is altijd een mooi moment om terug te blikken. In navolging van alle hitlijsten die via de radio tot ons komen zal ik tot aan de laatste dag van het jaar aan de hand van vijf albums terugblikken op de ontwikkeling van mijn persoonlijke muzieksmaak. Het zullen dus niet (altijd) mijn favoriete platen zijn maar wel de albums die binnen die ontwikkeling duidelijke mijlpalen vormen. Vandaag aflevering drie: Pennywise – About Time


Het was in de derde klas van de middelbare school dat we eens op excursie gingen naar Keulen. Om de tijd te doden in de bus werd er naar muziek geluisterd. Toen nog met de ouderwetse walkman. MP3-spelers had je toen nog niet. De discman bestond al wel maar dit was echt een luxe. Derhalve zat iedereen met zijn zelf opgenomen cassettebandjes te goochelen.

Ter afwisseling werden de tapejes gedurende de reis geruild en zo kon het gebeuren dat ik op een gegeven moment een bandje van de Amerikaanse punkformatie Pennywise in handen kreeg. Ik zat nog een beetje in de hiphopmodus (zie vorige aflevering) en had me eigenlijk nooit geïnteresseerd voor gitaren. Toen ik de cassette in mijn spelertje stopte ging er echter een wereld voor me open: hoe vet is dit! Ik weet de woorden die ik tegen de vriend van wie ik het betreffende bandje had geleend zei nog goed: “Op deze muziek kun je echt helemaal uit je dak gaan!”. Gelukkig had hij thuis nog veel meer van dergelijke muziek en sinds dat schoolreisje heb ik veel uit zijn muziekvoorraad mogen putten.

Wat me vooral fascineerde aan de agressieve punk van Pennywise waren de enorm snelle drums. Ik kon me er bijna geen voorstelling van maken hoe snel de armen van die man wel niet moesten zijn om dat tempo te produceren. Vooral daarom bleef Pennywise voor mij jarenlang ongeëvenaard.

Later ontwikkelde mijn voorkeur zich via emopunk richting aanverwante stromingen als poppunk e.d. De basis is echter gelegd op de trip naar Keulen. Het album About Time en dan met name het nummer Waste of Time stond aan de wieg van mijn voorliefde voor gitaren.


Morgen aflevering vier: Inkwell – These Stars are Monsters



woensdag 28 december 2011

Meest invloedrijke albums deel 2: Notorious B.I.G. - Life after Death

Het einde van het jaar is altijd een mooi moment om terug te blikken. In navolging van alle hitlijsten die via de radio tot ons komen zal ik tot aan de laatste dag van het jaar aan de hand van vijf albums terugblikken op de ontwikkeling van mijn persoonlijke muzieksmaak. Het zullen dus niet (altijd) mijn favoriete platen zijn maar wel de albums die binnen die ontwikkeling duidelijke mijlpalen vormen. Vandaag aflevering twee: Notorious B.I.G. – Life after Death


Zoals in de vorige aflevering al gemeld was ik in het begin van mijn middelbare schoolloopbaan gecharmeerd van happy hardcore. De overstap naar het echte grove geweld van de terrortechno heb ik nooit gemaakt. Ik droomde weliswaar van een Australian of een Cavello (sportmerken die geadopteerd waren door de gabbernatie) maar die kon ik niet betalen en mijn ouders weigerden die voor me te kopen. Achteraf natuurlijk een grote zege.

Niet veel later switchte ik van de beats van happy hardcore naar de beats van de hiphop. Buiten de al eerder aangehaalde stuitermuziek had ik nog nooit een ‘echt’ album gekocht. Life after Death van de Amerikaanse hiphopkolos Notorious B.I.G. was de eerste. Een lugubere titel als je bedenkt dat de beste man vlak voor het uitkomen van de plaat werd geliquideerd.

Deze dubbel-cd (toen nog verpakt in een traditioneel dubbeldik cd-hoesje) was de opmaat voor het verschijnen van nog meer gangstarap in mijn cd-toren (beter gezegd: een geel heineken-kratje). Via Puff Daddy en 2pac hulde ik mij vervolgens in veel te wijde t-shirts van de Wu-Tang Clan. Behoorlijk lijpe figuren, maar hey, je bent toch een beetje op zoek naar je identiteit.

Mijn ouders begonnen zich grote zorgen te maken. Ze stelden mij de vraag waarom ik eigenlijk zo van die rapmuziek hield, bang als ze waren dat ik bezig was mezelf te verliezen in drugs, alcohol en foute vrienden. Gelukkig voor hen kwam ik met een heel braaf antwoord, ik vond die muziek gewoon lekker klinken.

Gerustgesteld als ze waren zagen zij dat ik na verloop van tijd het betreffende muziekgenre ‘ontgroeide’. De oversize t-shirts zal ik waarschijnlijk nooit ontgroeien (mijn zusje heeft ze een tijdje als nachtjapon gebruikt), maar dat is niet erg.

Hoewel ik vandaag de dag niet snel meer dergelijke muziek opzet pik je uit alle periodes van je ‘muzikale leven’ toch wat mee. Sommige nummers van bijvoorbeeld 2pac klinken nog altijd erg lekker en van de Nederlandse hiphopkoning Extince ben ik nog altijd een groot fan. Het was dus zeker geen verspilde tijd, ook al schaam je je bij het terugkijken van foto’s uit die tijd stiekem wel een beetje kapot.


Morgen aflevering drie: Pennywise – About Time

dinsdag 27 december 2011

Meest invloedrijke albums deel 1: Metallica - S&M

Het einde van het jaar is altijd een mooi moment om terug te blikken. In navolging van alle hitlijsten die via de radio tot ons komen zal ik tot aan de laatste dag van het jaar aan de hand van vijf albums terugblikken op de ontwikkeling van mijn persoonlijke muzieksmaak. Het zullen dus niet (altijd) mijn favoriete platen zijn maar wel de albums die binnen die ontwikkeling duidelijke mijlpalen vormen. Vandaag aflevering één: Metallica – S&M


“’t Kan verkeren”, zei Bredero. En de beste man heeft gelijk, ook wat betreft muzieksmaak. We schrijven het jaar des Heren 1996. Als twaalfjarige knaap had ik zojuist de overstap gemaakt naar de brugklas. Om muziek had ik nooit iets gegeven maar gedurende dat jaar begon het gedeelte in mijn hersenen dat over muzikale smaak gaat zich te ontplooien. Ik ontwikkelde in die periode een voorkeur voor hiphop (waarover in een volgende aflevering meer) en happy hardcore. Weg was ik van de beukende beats van onder meer Charlie Lownoise en Mental Theo.

Dit in tegenstelling tot mijn schoolkameraad van dat moment. Die had lang haar, droeg zogenaamde ‘skaterbroeken’ en had een voorliefde voor gitaren. Wanneer we bij hem thuis huiswerk aan het maken waren zette hij daar altijd een stukje muziek bij op, onder andere van één van zijn favoriete bands: Metallica. De cd Load was toen het meest recente werk en die werd dan ook veelvuldig in de cd-speler gestopt.
Het voelde voor mij iedere keer weer als een marteling. Wat een vreselijke muziek! Wanneer ik thuiskwam rende ik snel naar mijn kamer om als tegengif snel de plaat van Mentale Theo op te zetten. Na een paar doldwaze stuiternummers voelde ik me pas weer ok. Metallica heb ik dan ook jaren vermeden.

Tot het moment dat ik eens bij kennissen aan het oppassen was. Om de tijd te doden zat een beetje te zappen totdat ik terecht kwam bij een concertregistratie van het Woodstock 99-festival. De band die op dat moment optrad was, hoe verrassend, Metallica. Tot mijn eigen verbazing werd ik gegrepen door de show en de muziek. Was dit echt de band die ik al die jaren verafschuwd had?

In dat jaar had Metallica net een live-album uitgebracht getiteld Symphony & Metallica (S&M), een samenwerking met het San Francisco Symphony Orchestra. Nieuwsgierig gemaakt door het optreden op Woodstock ging ik daags daarna naar de plaatselijke platenzaak, kocht de cd en verloor mijn hart aan deze superband. Al snel had ik alle cd’s bij elkaar verzameld. Het laatste album dat ik aan mijn collectie toevoegde was… Load. De cd waar ik zo lang van gewalgd had bleek jaren na dato toch prachtige nummers als Mama Said en Until It Sleeps te bevatten. Zo kan het dus gaan. De muziek die ik in eerste instantie niet uit kon staan brengt me nu in totale euforie en sleept mij er doorheen in moeilijke tijden.


Morgen aflevering twee: Notorious B.I.G. - Life after Death



woensdag 26 oktober 2011

Review: Mayday Parade – Mayday Parade

De mannen van Mayday Parade zijn inmiddels toe aan hun derde volwaardige studioplaat. Na het briljante ‘A lesson in romantics’ (2007) en het al even geniale ‘Anywhere but here’ (2009) volgt nu het zogenaamde ‘self-titled’ album. En eerlijk is eerlijk, ook dit cd’tje is er weer één om in te lijsten.

Aan de stijl is weinig veranderd. Het oeuvre van ‘Mayday’ bestaat nog altijd uit aanstekelijke emo met een poppy randje. De lekker in het gehoor liggende gitaren, teksten waarin je heerlijk kunt verdrinken en het melodramatische stemgeluid van Derek Sanders vormen ook nu weer een bijzonder smakelijke mix. Het enige verschil met de vorige albums is dat de traditionele geheel akoestische ballad dit keer ontbreekt. Liefhebbers daarvan kunnen echter altijd nog teruggrijpen op de eerder dit jaar verschenen (akoestische) EP ‘Valdosta’. Al is het tegelijkertijd de vraag of ‘Miserable at best’ ooit nog overtroffen wordt.

Het muzikale kwintet uit Florida borduurt dus voort op eerder geboekt succes. En daar is helemaal niks mis mee. Want waarom een goed recept verpesten met een dubieus ingrediënt dat mogelijk de smaak iets verrassender maakt, maar waarbij ook de kans bestaat dat je er maagkrampen aan overhoudt, waardoor het gerecht waar je zo lang watertandend naar uit hebt gekeken uiteindelijk na drie happen op de composthoop belandt.

Verandering van spijs doet weliswaar eten, maar wanneer je getrouwd bent met je grote liefde hoef je de rest van je leven toch ook geen andere vrouw meer? Nee, van ondergetekende mag Mayday Parade nog jaren doorgaan met waar ze mee bezig zijn: het produceren van muziek die het waard is om voor te leven!


Cijfer: 8,5

Toptracks:
- Oh well, oh well
- Stay
- Call me hopeless, but not romantic


vrijdag 30 september 2011

Afschrikwekkende blessures

Wat is dat toch de laatste tijd met al die hoofd- en nekletsels op het voetbalveld? De ‘epidemie’ begon vorig seizoen met het dramatische geval van Mihai Nesu. De speler van FC Utrecht raakte bij een onschuldig duel tijdens de training vrijwel geheel verlamd.

Na het drama van Nesu zijn het dit seizoen vooral de keepers die het moeten ontgelden. In een periode van slechts twee weken leken verschillende doelmannen de ene na de andere dreun te moeten incasseren. Maarten Stekelenburg kreeg de voet van zijn tegenstander tegen zijn hoofd, Przemyslaw Tyton de knie van een ploeggenoot en ook de keeper van Jong FC Groningen, Egil Etemadi, moest na een botsing het veld verlaten met naar het leek een ernstige hoofd/- nekblessure. Gelukkig viel de schade voor de drie genoemde doelmannen mee.

Dacht je dat daarmee de ellende was opgehouden, zie ik net op facebook de ambulance het veld van Willem II op rijden om weer een gesneuvelde speler op te pikken. Ditmaal is het Arjan Swinkels, verdediger van de thuisploeg, die compleet ingepakt wordt afgevoerd en waarbij wordt gevreesd voor een ernstige nekblessure. Gadverdamme!

Toen Tyton daar zo roerloos in zijn eigen doelgebied lag zat ik aan de andere kant van het stadion op de tribune. Waar ik normaal altijd intens geniet van een wedstrijd tussen PSV en Ajax maakte de wedstrijdspanning vanaf dat moment plaats voor een diep treurig gevoel. Wat als die jongen nou nooit meer op zal staan? Daar moet je toch niet aan denken. Mijn hele dag was verpest en pas toen ik via de radio te horen kreeg dat onze keeper ‘slechts’ een zware hersenschudding aan de botsing had overgehouden ging die knoop in mijn maag een beetje losser zitten.

Hetzelfde gevoel heb ik op deze avond. Ik was lekker aan het relaxen met een paar afleveringen van één van mijn favoriete series, maar na het zien van die ambulance heb ik eigenlijk nergens zin meer in. Alleen nog maar in het schrijven van dit stukje, al is ‘zin’ daarbij niet echt het juiste woord. Sport is mooi, sport is fantastisch. Maar soms even niet.

donderdag 22 september 2011

Review: Jason Derülo - Future History

Jason Derülo (echte naam Jason Desrouleaux) is lekker bezig. De gisteren 22 jaar geworden R&B-sensatie uit Miami laat zijn titelloze debuutalbum uit 2010 volgen door een ijzersterke tweede compact disc. Net als de eerste plaat pakt ook Future History je direct beet. De dansers onder ons zullen moeite hebben om stil te blijven zitten, maar ook de minder getalenteerden zullen bij het beluisteren van deze plaat hoogstwaarschijnlijk hun gêne opzij zetten en enkele houterige danspasjes wagen. Want stiekem zou iedereen natuurlijk willen dat hij kon dansen als Jason, die zijn tweede album wederom slim in elkaar heeft gezet. Uptempo nummers als ‘Don’t wanna go home’ en ‘Breathing’ worden afgewisseld met wat rustiger werk als ‘It girl’ en ‘Givin’ up’, maar vrijwel alle songs zijn prima dansbaar. Alleen het slotstuk ‘Dumb’, waarin Jason zijn noten zingt onder begeleiding van een gitaartje, is vooral een luisterliedje.

Wat de albumtitel betreft, die dekt de lading aardig. Met onder andere een gewaagde maar geslaagde remake van één van de mooiste nummers aller tijden (‘Africa’ van Toto) toont deze youngster zijn historisch besef. Als hij op deze manier doorgaat met goede platen maken dan ligt er voor hem een gouden toekomst in het verschiet. ‘Future History’ is een album waarmee Jason Derülo zijn grote belofte definitief inlost.


Cijfer: 8

Toptracks: It girl, Fight for you, Pick up the pieces

dinsdag 16 augustus 2011

De schoonheid van een slechte wedstrijd

PSV – RKC, zaterdagavond. De eerste helft is vanuit Eindhovens oogpunt gezien niet onaardig. De tweede is van een veel mindere kwaliteit dan dat je van spelers van PSV mag verwachten. Met hangen en wurgen wordt een in de eerste helft vergaarde 1-0 voorsprong op de promovendus uit Waalwijk over de streep getrokken. De drie punten zijn binnen maar dit kan het grootste gedeelte van het publiek nauwelijks bekoren. Striemende fluitconcerten en weinig intelligente verwensingen rollen van de tribunes.

Wanneer de wedstrijd ten einde is maken de spelers, zoals na iedere wedstrijd, een soort van ereronde om de supporters te bedanken, hoewel het rondje na een wedstrijd als deze vaak iets wordt ingekort en zich beperkt tot een beetje klappen in de middencirkel. Mijn rechterbuurjongen in vak HH blijft trouw staan en klapt de spelers toe als dank voor de overwinning. Één van de ‘uitfluiters’ loopt ondertussen al de trap af richting uitgang en roept hem vol sarcasme toe dat er “gelukkig nog één iemand heeft genoten vandaag”. Zelf zit ik hier tussenin en hou me op de vlakte.

Dit moment is wat mij betreft een voorbeeld van de ware schoonheid van voetbal. Drie personen met alle drie hun eigen beleving. De positievelling die zijn club onvoorwaardelijk blijft steunen en dit ook uit in daden. Wanneer het niet goed gaat heeft altijd de scheidsrechter het gedaan of is er sprake van domme pech. Nimmer is het eigen onkunde. De negatieveling die na vijftien minuten in de eerste helft en na de eerste de beste verkeerde pass de betreffende speler voor rotte vis uitmaakt. De spelers kunnen er niks van en de trainer moet al helemaal oprotten. En dan is er nog de wat meer teruggetrokken toeschouwer, die doorgaans gewoon lekker hoog en droog op de tribune zijn wedstrijdje zit te kijken. Die bij mooie momenten zeker in extase raakt maar in slechte tijden zijn ploeg nooit zal afvallen, hoewel kritische kanttekeningen bij het vertoonde spel wel gedeeld worden met zijn voetbalvriend.

Dit zijn slechts drie voorbeelden, maar met 35.000 man in één stadion zijn er ongetwijfeld nog veel meer verschillende belevingen van het spel mogelijk. Al deze belevingswerelden vormen één keer in de twee weken één geheel. En dat maakt voetbal zo mooi. Voetbal gaat niet om winst of verlies, om slecht of goed spel, om trofeeën of degradatie. Voetbal gaat om de beleving en de passie. Voetbal is niet dat schitterende doelpunt maar de euforie die het veroorzaakt. Voetbal is niet de dramatische scheids maar juist het klagen daarover na de wedstrijd terwijl je met z’n allen vanuit het stadion terug naar de auto of het station loopt. De schoonheid van voetbal is de passie voor het spel, voor de club, jouw club. De manier waarop al die verschillende mensen uit alle lagen van de bevolking een potje voetbal allemaal op hun eigen manier beleven. Alleen dat maakt zo’n wedstrijd al de moeite waard, hoe slecht die feitelijk ook moge zijn.

donderdag 21 juli 2011

Tourcolumn: Hoezo gevaarlijk?

Over de gebroeders Schleck hoor je zelden een kwaad woord. Ze zijn sportief, collegiaal, lief, hebben een hoog knuffelgehalte en zijn bovenal zo gewoon gebleven. Dit maakt hen voor velen de ideale tourwinnaars.

Ook ik vind de Schleckjes sympathieke kerels en ik gun ze die overwinning dan ook zeker. Alleen viel Andy afgelopen week een beetje uit zijn rol. Nadat hij tijd had verloren in de afdaling naar Gap gaf hij het parcours de schuld van zijn falen. De afdaling van de Col de Manse zou te gevaarlijk zijn.

Dergelijke uitspraken zijn in 95% van de gevallen regelrechte onzin. Ok, bij zoiets als de Passage du Gois, een stuk weg dat de helft van de dag onder water ligt en waar het dus behoorlijk glibberig kan zijn, ligt dat anders. Doorgaans zijn het echter de renners zelf die het gevaarlijk maken. Bepalend is de hoeveelheid risico die je neemt.

Als ik even naar mezelf kijk. Een maandje geleden fietste ik voor de eerste keer een alpencol op en ook weer af. Als wielerliefhebber die de titel ‘amateur’ nog niet eens mag dragen lukte het mij om probleemloos naar beneden te rijden. Zelfs in de afdaling van de Glandon, die als zeer gevaarlijk te boek staat, kende ik geen enkel probleem. Goed, je hebt wat pijn in je handen van het knijpen in de remmen, maar ik ben tenminste niet zoals Thomas Voeckler gisteren de “achtertuin van de familie Dupont” (Herbert Dijkstra) in gereden.

Als het deze ‘maagd van het hooggebergte’ lukt om op een zeer eenvoudige fiets over een niet afgezette weg veilig beneden te komen dan moet dat voor de professionals toch al helemaal geen probleem zijn?! Voor hen wordt het complete parcours vrijgemaakt van verkeer, ze hebben het allerbeste materiaal en een schat aan afdaalervaring. Er valt kortom geen enkel excuus te bedenken. Sommige renners dalen nu eenmaal beter dan anderen. Om als mindere daler tijd te winnen moet je risico’s nemen, maar besef dat hier vervelende consequenties aan kunnen kleven. De beslissing om een risico te nemen ligt echter geheel en al bij de renner zelf. Dus tenzij de organisatie een afdaling bewust met groene zeep insmeert geen geklaag meer over het parcours aub!

dinsdag 19 juli 2011

Recensie: Thomas Dekker – Schoon genoeg

Toen Thomas Dekker (TD voor vrienden) twee jaar geleden, vlak voor het begin van de Tour de France, te horen kreeg dat hij betrapt was op doping stortte zijn wereld in. Geen Tour meer, geen ploeg meer en een schorsing van twee jaar aan de broek. In het boek ‘Schoon genoeg’ vertelt Dekker over deze zeer moeilijke periode in zijn leven. Over hoe hij in de eerste maanden van zijn schorsing compleet de weg kwijt was. Hoe hij zich iedere avond compleet laveloos zoop in het Italiaanse nachtleven en hoe hij later stukje bij beetje weer wielrenner werd.

Het boek gaat echter niet alleen over zijn schorsing maar is een biografie. Zijn hele carrière, vanaf zijn allereerste meters op de fiets tot aan het einde van zijn dopingschorsing, komt voorbij. Soms wordt dit echter iets te statisch en langdradig beschreven. Dat hij zoveelste werd in die wedstrijd en zoveelste in die tijdrit, het zal wel. Dat kan ik desgewenst zelf ook allemaal opzoeken.

Nee, het is juist de mens Thomas Dekker en zijn leefwijze waar we meer van willen weten. Hoe hij maniakaal traint maar zich tegelijkertijd regelmatig onderdompelt in de wereld van drank en vrouwen. Zijn escapades met de mooie Elisa Basso (zus van wereldtopper Ivan). Zijn omgang met de Italiaanse wielerdokter Cecchini. Dat zijn de dingen waarover we willen lezen. Gelukkig komt ook dat in dit boek ruimschoots aan bod.

Naast de soms ellenlange opsommingen van wedstrijdresultaten is ook de structuur van het boek een klein minpuntje. Af en toe weet je als lezer niet meer over welke periode je aan het lezen bent. Daar komt bij dat sommige gebeurtenissen twee of soms wel drie keer beschreven worden alsof het de eerste keer is dat men hierover leest. Hierdoor lijkt het boek een beetje als los zand aan elkaar te hangen. Alsof meerdere schrijvers een stukje hebben aangeleverd en dat deze achterloos achter elkaar zijn geplakt. Een ander nadeeltje is dat Dekker ook in dit boek niet wil vertellen waar de doping die hij gebruikte vandaan komt en wie hem het spul geleverd heeft. Tegelijkertijd pleit het voor hem dat hij zijn collega’s niet wil verlinken.

Ondanks deze kritiekpunten is ‘Schoon genoeg’ een zeer aangenaam boek, met name voor de wielerliefhebber. Het schetst het beeld van één van de meest talentvolle en tegelijkertijd één van de meest karakteristieke renners die Nederland ooit gekend heeft. Hij kan leven als een echte prof, maar zich even later weer tot over zijn oren in de nesten werken. Thomas Dekker is mateloos in alles wat hij doet. En dat maakt hem een bijzonder boeiend persoon om over te lezen.


Thomas Dekker – Schoon genoeg
Uitgeverij De Arbeiderspers: Amsterdam - Antwerpen

zaterdag 16 juli 2011

Tourcolumn: Stemmetje

De touretappe naar Plateau de Beille bood weliswaar niet het spektakel dat vooraf was voorspeld, toch was de koninginnenrit om verschillende redenen fascinerend te noemen. Met de Belg Jelle Vanendert kreeg de etappe een mooie winnaar. Fraai was ook het optreden van de Nederlander Rob Ruijgh, die op luttele minuten van de kopgroep boven kwam. Na het wegvallen van onze troef Robert Gesink is het mooi om te zien dat we nog een klimmer hebben die lekker mee kan.

Maar de allergrootste sensatie is wat mij betreft Thomas Voeckler. Niet normaal wat die man allemaal doet. Zeven jaar geleden pakte hij al eens het geel. Het was toen echter al meteen duidelijk dat hij uiteindelijk een keer moest capituleren. Hij verloor iedere dag tijd maar zijn voorsprong was zo enorm groot dat hij het ‘maillot jaune’ tien dagen vast wist te houden.

Maar nu, nu is er geen sprake van tijd verliezen. Onze Franse vriend gaat gewoon met de klassementskanonnen mee omhoog en lijkt in dat selecte groepje zelfs nog één van de besten te zijn. Leek zijn missie bij het veroveren van de gele trui nog om het kleinood zo lang mogelijk vast te houden, op dit moment lijkt het een serieuze gooi naar de eindzege in de Tour te zijn.

Voeckler, een goede renner in de wat kleinere etappekoersen, die ineens voor de eindoverwinning gaat in ’s werelds grootste wielerronde, het is eigenlijk niet voor te stellen. Hoewel door de Fransen jaren geleden al zowat heilig verklaard is hij toch een absolute underdog. En ondanks dat het een vrij arrogant mannetje schijnt te zijn vind ik het schitterend wat hij doet. Maarten Ducrot heeft gelijk: “Boven jezelf uitstijgen, daar is topsport ooit om begonnen.”

Wat ik wel jammer vind, en dat ligt aan mezelf, is dat ik het niet kan laten om dergelijke prestaties direct te associëren met doping. Als ik weer op het puntje van mijn stoel ga zitten wanneer Voeckler Sanchez, Basso, Andy en Frank Schleck terughaalt hoor ik direct een stemmetje in mijn hoofd dat fluistert: “epo… cera….een-middel-dat-nog-niet-te-traceren-is….”. Op zich niet onlogisch. We zijn in het verleden te vaak bedot door types als Bjarne Riis of Bernhard Kohl die ook ineens die Pyreneeën- en Alpenreuzen opreden alsof het slechts molshoopjes waren en achteraf uit de verboden pot bleken te hebben gesnoept.

Dergelijke gedachten zijn funest. Ze bederven mijn plezier. Ik zou daarom tegen dat stemmetje in mijn hoofd willen zeggen: “Hou je kop en laat me genieten!” Zo, dat is gezegd. Hup Voeckler!

zondag 10 juli 2011

Mijn grote liefde

Ik ontmoette haar zo’n zeven jaar geleden. De locatie, een troosteloos industrieterrein, was niet bepaald romantisch te noemen. Ze zag er bijzonder goed uit. Om te zeggen dat het liefde op het eerste gezicht was gaat echter wat ver. Op dat moment had ik namelijk meerdere opties, waardoor ik me niet direct volledig aan haar over kon geven. Uiteindelijk koos ik toch voor haar. Om haar mooie uiterlijk, haar uitstraling, maar eerlijk gezegd ook omdat zij het makkelijkst te krijgen was. Ken je beperkingen, zeg ik altijd maar.

Je weet hoe dat gaat met relaties. In het begin kun je niet van elkaar afblijven, maar naarmate de tijd vordert raak je elkaar steeds minder aan. Geheel volgens het natuurlijk beloop kakte de relatie in. In de zomer, wanneer het lekker weer was, gingen we er nog wel eens samen op uit, maar het grootste gedeelte van het jaar zagen we elkaar niet of nauwelijks. Zelfs met kerstmis liet ik haar in de kou staan. En het deed me niks, geen best teken natuurlijk.

Het kostte me moeite om haar trouw te blijven en soms lukte dit dan ook niet. Andere verleidingen kruisten mijn pad, verleidingen die ik simpelweg niet kon weerstaan. Of ze het geweten heeft weet ik niet, want ja, we zagen elkaar toch nauwelijks. Totdat ik tegen het eind van vorig jaar genoodzaakt was om weer een beroep op haar te doen. Het kon niet meer wachten. Gelukkig deed ze niet moeilijk en kon ik er gelijk weer op duiken. Ik nodigde haar derhalve zelfs uit in mijn huis, iets dat ik tot dan toe nog nooit gedaan had. Dit alles voor het grote doel genaamd La Marmotte. Ik wist echter dat het vanaf nu wel een kwestie was van investeren in de relatie.

Want mijn fiets en ik, dat is en blijft een haat-liefdeverhouding. Net als in een echte relatie geeft de man haar niet altijd de aandacht die zij verdient. Soms vervloek ik haar maar tegelijkertijd maakt ze me gelukkig. Stagestress en die onbeantwoorde liefde, het is allemaal ineens niet meer belangrijk wanneer je zit af te zien op de fiets. Pijn met pijn bestrijden noemen ze dat in de fysiotherapie. Zolang ik samen met mijn fiets een doel heb om naar toe te werken houdt ze me op de been en heb ik weinig anders meer nodig om gelukkig te zijn.

zondag 29 mei 2011

Smoking Theo

Met de Champions League finale en de play-offs om europees voetbal en een plek in de eredivisie is het voetbalseizoen alweer ten einde gekomen. Steevast hoorde men de trainers van de verschillende clubs de afgelopen weken het aloude cliché bezigen dat het ‘een lang seizoen’ is geweest. Oefenmeesters klagen sowieso altijd al veel over het, volgens hen, te grote aantal wedstrijden en de belasting die dat voor hun spelers betekent. Fysiek zouden ze het niet aankunnen.

De eredivisievoetballer van het jaar heeft er dit seizoen ook aardig wat wedstrijdjes opzitten. Met FC Twente speelde Theo Janssen immers Champions League en reikte hij ook nog tot de finale van de nationale beker. Ongetwijfeld ook weer erg pittig geweest allemaal. Maar voordat zijn trainer weer begint te zeuren over het oh zo zware jaar kan hij beter eerst naar zijn speler zelf kijken.

Gisteren stond in het AD namelijk een foto van Janssen die al shoppend in de PC Hooftstraat een sigaret opsteekt. Roken is nou niet bepaald iets waar je gezonder en fitter van wordt. Het staat nota bene in koeienletters op het pakje: brengt de gezondheid ernstige schade toe.

Blijkbaar kun je het als notoire smoker echter nog tot voetballer van het jaar schoppen. Het geeft maar weer eens aan dat een sport als voetbal niet te vergelijken is met wielrennen, hardlopen of zwemmen. Denk maar niet dat Contador de Giro gewonnen zou hebben als hij elke dag een paar peuken weg zou paffen. Een profvoetballer die rookt is als topsporter niet serieus te nemen. Leuk dat hij een kunstje met een bal kan maar met de sportgedachte heeft het natuurlijk weinig te maken.

Overigens heeft zijn nieuwe trainer Frank de Boer laten weten dat hij Janssen “niet wil zien roken onder werktijd”. Het zou toch ook wat zijn. Hoor je Theo ineens over het trainingsveld schreeuwen: “Hey Gregory, heb je een vuurtje voor me?!” Nee, beter koopt Theo van zijn eerste salaris bij Ajax een stel nicotinepleisters en gooit hij de pakjes Marlboro die hij nog in huis heeft de prullenbak in. Niet alleen voor zichzelf maar ook voor de jeugd, voor wie hij nou eenmaal een voorbeeld is. En pas als de voetballer er zelf alles aan gedaan heeft om fit te zijn en te blijven mag zijn trainer roepen: ‘het is een lang seizoen geweest’.

maandag 9 mei 2011

Wouter Weylandt

De dood fietste vandaag weer eens mee in de Giro d’Italia. Het overlijden van de jonge Belgische wielrenner Wouter Weylandt maakte de dag van vandaag tot een diep treurige in de geschiedenis van de wielersport. Voor even zijn alle dopingperikelen vergeten. Het leed dat de Passo del Boco vandaag heeft aangericht is vele malen groter dan clenbuterol ooit zou kunnen bewerkstelligen.

De gedachten gaan gelijk terug naar Fabio Casartelli. In de Tour de France van 1995 verongelukte de Olympisch kampioen van Barcelona in de afdaling van de col de Portet d’Aspet. De beelden van een levenloze Casartelli, badend in zijn eigen bloed, schokte de huiskamers.

En zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen. De bekendste zijn waarschijnlijk Andrej Kivilev (Parijs-Nice, 2003) en, voor de wat oudere lezers, Tommy Simpson die in 1967 op de flanken van de Mont Ventoux het leven liet.

Naast het lijstje dodelijke ongevallen is het rijtje ongelukken met botbreuken, gebitsverwoestingen en ander vreselijk letsel nog vele malen groter. Er bestaat geen wielrenner die nog nooit hard tegen het asfalt gesmakt is.

Het geeft maar weer eens aan wat voor een bizarre sport wielrennen eigenlijk is. Een sport waarin de renners hun lichamen steeds maar weer tot het uiterste dwingen en en passant hun eigen leven in de waagschaal stellen. Het vergt durf en doorzettingsvermogen om coureur te zijn. In een wedstrijd als de Giro is het bergop sterven en hopen dat je in de afdaling niet daadwerkelijk het loodje legt. Gelukkig gaat het vaak goed, maar vandaag helaas niet. Weylandt heeft wielergeschiedenis geschreven met de zwartst mogelijke inkt. Wel heeft hij er voor gezorgd dat het respect voor de wielrenner in het algemeen weer een stukje is gegroeid. Voor wat het waard is natuurlijk.

zondag 1 mei 2011

Gladde benen

Het is misschien wel de grootste clichévraag over de wielersport: waarom scheren wielrenners hun benen? Er zijn meerdere mogelijkheden. Vanwege de aerodynamica lijkt onwaarschijnlijk, maar je hebt er natuurlijk altijd van die freaks bij zitten. Neem Michael Rasmussen bijvoorbeeld. De inmiddels verguisde voormalige kopman van de raboploeg haalde zelfs de stickertjes van zijn fiets vanwege het gewicht. Nee, het ontharingsritueel lijkt met name te dienen voor de verzorging. Een glad oppervlak masseert toch wat fijner en makkelijker dan een zwaar behaard been. Omdat wielrenners ook regelmatig in aanraking komen met het asfalt is het in dat opzicht ook praktischer. De wond kan beter behandeld worden. Bovendien zouden de haren in de wond kunnen komen en tegelijkertijd allerlei bacteriën hierin droppen, waardoor de kans op ontstekingen toeneemt.

Tot slot heeft ontharen ook voor een belangrijk deel te maken met de wielercultuur. Iedere zichzelf respecterende fietser die een beetje serieus fietst dient zijn benen geschoren te hebben, is de opvatting die er in het wielerwereldje heerst. Niet alleen om eerder genoemde voordelen maar men is ook van mening dat gladde kuiten er gewoon veel beter uitzien. Met behaarde benen ben je bij elke willekeurige wielerclub direct een buitenbeentje.

Hoe groot is het contrast met de ‘normale wereld’. Waar collega fietsers iemand een goedkeurende blik toewerpen wanneer ze diens pas geschoren benen zien krijgt diegene van anderen direct het predicaat “gay” opgespeld, met de kanttekening daarbij dat hij nu “nooit meer aan een vriendin zal komen”.

Dergelijke verschillen van opvatting zijn in de maatschappij natuurlijk niet vreemd. Een ring midden door je neus wordt door de meerderheid van de samenleving gezien als freaky, terwijl het in de gothic-scene juist als een fraaie versiering van het lichaam bestempeld wordt. En zo zijn er nog talloze voorbeelden te bedenken.

Wat de één mooi vindt, vindt de ander lelijk. Waar de één zich prettig bij voelt daar voelt de ander zich ongemakkelijk bij. Wielrenners moeten dus vooral lekker blijven scheren. Dat niet iedereen de verfrissende sensatie van gladde benen kan waarderen is niet erg. Het is immers gewoon maatschappelijk bepaald.

dinsdag 8 maart 2011

Review: Taylor Swift; Speak Now World Tour 2011

Taylor Swift
Gezien: maandag 7 maart, Ahoy, Rotterdam

Het is zowel begrijpelijk als onbegrijpelijk dat Ahoy niet helemaal uitverkocht was voor het allereerste optreden van Taylor Swift op Hollandse bodem. Begrijpelijk omdat de pop-/countryzangeres in Nederland (nog) niet de status heeft die zij in haar thuisland, de VS, wel heeft. Onbegrijpelijk omdat zij die status, en dus een uitverkocht huis, na drie steengoede albums wel verdient.

Terwijl ze toch echt pas 21 jaar jong is heeft de lange blondine dus al een aardig repertoire. Nummers die het Nederlandse publiek nog nooit live heeft mogen aanhoren. De plaat ‘Fearless’ is dusdanig briljant dat die zonder probleem in zijn geheel opgevoerd had mogen worden. Helaas speelde ze van deze cd slechts vier nummers en van haar debuutalbum geen enkele track. De rest van de anderhalf uur werd gevuld met songs van het (overigens ook erg sterke) album ‘Speak now’. Wel een beetje karig voor vijftig euro. Wellicht is er wat betreft de lengte van de show rekening gehouden met de gemiddelde leeftijd van het publiek, dat doorgaans waarschijnlijk niet veel later dan 21.00u de bedstee opzoekt.

Hoewel dus iets aan de korte kant waren de negentig minuten Taylor die het publiek werd gegund wel erg fijn. Goede muziek, goede band, fraaie visuele effecten. Maar bovenal: Taylor Swift! Vanaf haar entree is het direct duidelijk; die meid heeft het gewoon! Het maakt niet uit welke kleur haar jurkje is (ze wisselt tijdens het optreden een aantal keer van creatie), ze is overal beeldschoon in. Met een uitstraling en een portie zelfvertrouwen van heb ik jou daar weet ze de Rotterdamse poptempel moeiteloos om haar vinger te winden. Daar komt nog bij dat Swift haar publiek het gevoel geeft dat ze echt heel veel voor haar betekenen. Hoewel we niet moeten vergeten dat Taylor in haar vrije tijd graag bijklust als actrice lijkt haar liefde voor haar publiek oprecht. Met het tochtje dwars door de toeschouwers richting een klein podiumpje aan de andere kant van de zaal en de high-fives die ze ondertussen met zoveel mogelijk mensen probeert te maken scoort ze nog meer bonuspunten. En dan vergeten we nog bijna haar prachtige stem, die ze blijkbaar ook tijdens een grote liveshow prima weet te gebruiken.

Taylor Swift is een hele grote mevrouw. In Amerika weten ze dat al. Nederland moet nog overstag, maar als madame zo doorgaat kan het niet anders dan dat Ahoy de volgende keer massaal vol zal stromen om dit natuurtalent aan het werk te zien.

Cijfer: 8

woensdag 2 februari 2011

Basjes droom

Over de Drentse heide loopt een klein jongetje met een bal. Het is Basje. Hoewel nog maar een kleine dreumes weet Basje al wel wat hij later als hij groot is wil worden: profvoetballer. En dan het liefst bij een hele mooie, grote club.

Bij de Coevorder Voetbal Vereniging Germanicus zet Basje zijn eerste stapjes op een echt voetbalveld. Hij weet meteen op welk deel van het veld hij zich het liefst begeeft: zo dicht mogelijk bij het vijandelijke doel zodat hij veel doelpunten kan maken.

Basje blijkt een echte spits en schiet de ene na de andere bal in het netje. Het duurt niet lang voordat zijn talent wordt opgemerkt door enkele profclubs. Wanneer Basje achttien jaar is krijgt hij een contract bij een club uit de eerste divisie en mag hij zich officieel profvoetballer noemen.

Fantastisch natuurlijk. Basjes wens is in vervulling gegaan. Al blijft hij natuurlijk nog altijd dromen van die mooie, grote club. Zijn kamertje hangt vol met posters van al die voetbalhelden die ooit voor die club hebben gespeeld. Met zijn ogen dicht ligt hij op zijn bedje en ziet zichzelf spelen in dat karakteristieke rood-witte shirt. Ja, dat is wat hij wil!

Het gaat goed met Basje. Hij blijft ze er maar in schieten en klimt vanuit de eerste divisie omhoog naar een club uit het rechter rijtje van de eredivisie. Niet lang daarna stoomt hij door naar een hele mooie subtopper. Deze club heeft zoveel vertrouwen in Basje dat ze veel geld voor hem betalen en hem voor maar liefst vijf jaar vast willen leggen. Basje is erg blij en zet zijn handtekening onder het miljoenencontract dat van hem in één klap één van de grotere meneren in de eredivisie maakt. Basje is Bas geworden.

Maar dan. Na nog geen half jaar spelen voor zijn nieuwe werkgever staat die mooie, grote club ineens voor de deur. Ze willen Bas graag kopen. Bas zijn ogen beginnen te twinkelen, net als toen hij nog een klein Basje was. Eindelijk zal zijn grootste droom uitkomen.

Helaas, helaas. Zijn club wil hem niet zomaar laten gaan. De onderhandelingen verlopen stroef. Bas wordt een beetje boos en schakelt zelfs de rechter in. Het helpt echter niet. De clubs komen er niet op tijd uit. Geen droomtransfer. “En dat allemaal dankzij die stomme club van mij”, denkt Bas. Hij stond al met zijn voetbaltas voor de poort van die mooie, grote club, maar keert nu huiswaarts. Diep teleurgesteld en erg kwaad.

Maar Bas, lieve jongen, luister nou eens goed. Je bent geen Basje meer. Je hebt een half jaar geleden met je volle verstand een contract voor vijf jaar getekend. De club heeft veel geld voor je betaald. Ze zien in jou een talent en een versterking voor het team. Ok, je zit nu regelmatig op de bank, maar je bent ook vooral gehaald voor de lange termijn. Door het betalen van een grote transfersom en jou voor vijf jaar werk en salaris te garanderen heeft de club een risico genomen. Nu dat risico goed uit schijnt te pakken is het logisch dat men daar optimaal van wil profiteren en je niet voor een habbekrats wil verkopen omdat de onderhandelingspartner nou eenmaal die mooie, grote club is. Nee Bas, zo werkt het niet in het leven jongen. Je maakt keuzes en daarvan moet je de consequenties aanvaarden. Blijf nou maar gewoon lekker ballen, dan komt die mooie, grote club vast nog wel een keer langs. Of misschien wel een nog veel mooiere en veel grotere club.

vrijdag 28 januari 2011

Review: Angels & Airwaves

Angels & Airwaves
Gezien: 27-1-2011, 013, Tilburg

De drie albums die de mannen van Angels & Airwaves (kortweg AVA) tot nu toe hebben uitgebracht zijn stuk voor stuk juweeltjes. De muziek is krachtig maar werkt tegelijkertijd bijzonder ontspannend en relativerend. De sfeer die de band hiermee oproept is hun sterkste punt.
Een goede cd wil echter nog niet automatisch garant staan voor een goede liveshow. AVA is hier, in beperkte mate, een voorbeeld van. Wanneer je van de muziek wilt genieten kun je beter een cd ‘tje opzetten dan naar een concert gaan. Muzikaal is het live zeker niet slecht maar het klinkt natuurlijk altijd een stuk minder gelikt dan een goed geproduceerd stukje werk uit de studio, iets wat de muziek van AVA zeer ten goede komt. Bovendien is frontman Tom DeLonge niet de meest begenadigde zanger op deze aardbol. Hij heeft weliswaar een prettige, karakteristieke stem, maar die komt op het podium niet echt uit de verf. Bovendien moet de beste man misschien toch wat meer aan zijn conditie werken want hij lijkt tijdens de show regelmatig naar adem te moeten happen. Wellicht kan hij zich eens bij zijn mede bandleden David Kennedy en Atom Willard voegen wanneer zij tussen de shows door een stukje gaan hardlopen. Willard heeft overigens een tijd staan van 3.25 op de marathon. Wat een held!
Hoewel dus niet het grootste zangtalent is DeLonge wel een geboren entertainer. Met zijn voorkomen en uitstraling weet hij het publiek steevast voor zich te winnen. Ook de man van het licht verdient een pluim. De fraaie lichteffecten passen precies bij de muziek. Het beeld dat je hersenen creëren wanneer ze worden blootgesteld aan AVA wordt nu geprojecteerd op het podium. Bijzonder knap gedaan. Verder blijven de songs natuurlijk ijzersterk en heerst er een goede sfeer in de Tilburgse poptempel. Hoewel niet uitverkocht was duidelijk dat degenen die er waren AVA in hun hart hadden gesloten. Vooral tijdens het laatste nummer (The war) ging de zaal lekker mee.

Alles bij elkaar opgeteld bracht het Amerikaanse kwartet een acceptabele show op de planken. En voor de echte fans maakt het vaak niet eens zoveel uit wat er allemaal precies uit die geluidsboxen komt. Soms is het ook gewoon fijn om lekker met z’n allen mee te schreeuwen met je favoriete songs. In alle rust genieten van de muziek kan thuis immers altijd nog. En die blijft hemels!

Cijfer: 7


'Marathon-man' Atom Willard

maandag 24 januari 2011

Tata Steel Chess Tournament

Zo’n anderhalf jaar geleden interviewde ik in dienst van het Eindhovens Dagblad de bekende schaaktrainer Herman Grooten. Hij en zijn vriendin Petra Schuurman waren druk bezig met het opzetten van een schaakcentrum. “Wij willen een soort schaakvirus creëren”, vertelde Grooten over zijn nieuwe project. Dit ‘schaakvirus’ hoeft echter helemaal niet meer gecreëerd te worden, het bestaat al eeuwenlang.

De grootste Nederlandse besmettingshaard bevindt zich ieder jaar in de tweede helft van januari in Wijk aan Zee. Een ontzettend klein dorpje (nog geen 2500 inwoners), maar eens per jaar het epischaakcentrum van de wereld.

Het Tata Steel Chess Tournament (voorheen het Corustoernooi en daarvoor Hoogovenstoernooi) is het meest prestigieuze schaaktoernooi dat er bestaat. Naast een groot aantal amateurschakers is ook de gehele wereldtop aanwezig. Het zijn echter niet de getallen die dit toernooi zo fascinerend maken, het is de sfeer die er heerst en het traditionele dat dit toernooi uitstraalt.

De buitenstaander zal waarschijnlijk zijn wenkbrauwen fronsen en zich afvragen wat er in hemelsnaam leuk is aan mensen die zittend op een stoel af en toe een stukje hout verplaatsen. Ik begrijp dat wel. Schaken wordt over het algemeen toch gezien als een geitenwollensokkensport voor oude, kalende mannen met baarden. En dat stereotype klopt vaak ook nog. Van alle bezoekers aan het Tata Steel Chess Tournament bestaat zeker 70% uit oudere mannen met een baard, snor of allebei. En toch voel je je daar als relatief jonge, (semi)gladgeschoren knul van 27 compleet op je plaats. Dit omdat, hoe groot de verschillen ook zijn, je uiteindelijk toch allemaal iets gemeen hebt: iedereen is besmet met het schaakvirus.

Een ander mooi aspect van dit toernooi is dat er in de loop der jaren weinig verandert. De deur van de toegang tot De Moriaan valt nog net zo irritant hard dicht als toen ik er jaren geleden voor het eerst binnenliep, Erika Sziva staat nog altijd met een tafel vol schaakspullen bij de ingang en Hans Böhm geeft zoals altijd op zijn geheel eigen wijze commentaar bij de grootmeesterpartijen: “Je speelt toch geen Tf7! Ook al is het goed….”

Vanwege mijn drukke leven als deeltijdstudent kom ik tegenwoordig nauwelijks meer aan schaken toe. Dat vind ik jammer want ik zou er graag meer tijd aan besteden. Het schaakvirus heeft echter opvallend veel gemeen met het Herpesvirus (het virus dat koortslip veroorzaakt). Eenmaal ermee besmet kom je er nooit meer vanaf. En hoewel het weken, maanden, zelfs jaren onderhuids kan sluimeren zonder dat je er iets van merkt, opeens kan het in alle hevigheid weer de kop opsteken. Derhalve weet ik zeker dat ik over dertig jaar, wanneer het lichaam stram en de kruin steeds kaler begint te worden en ik onderhand tegen mijn pensioen aan schurk, nog altijd mijn jaarlijkse uitje naar Wijk aan Zee zal maken. Misschien zelfs met baard en snor, maar misschien ook niet. Het zal niet uitmaken. Schaken is voor iedereen!