woensdag 29 december 2010

Top 2000

Tradities zijn er om in ere te houden. Radio 2 heeft dat begrepen en daarom wordt as we speak alweer voor de twaalfde keer de Top 2000 uitgezonden.
Wat mij betreft, zoals ze het zelf in een jingle meerdere malen per dag voorbij laten komen, het radio evenement van het jaar. En dan gaat het niet eens om de muziek. Want laten we eerlijk zijn: niemand gaat voor zijn plezier naar Abba zitten luisteren (24 noteringen in de lijst, nummer drie na de Beatles en de Stones). Nee, het is juist het hele gebeuren om de muziek heen. De sfeer die hoort bij het einde van het jaar. Het gevoel dat je met het hele land tegelijkertijd aan de radio gekluisterd bent en daardoor als het ware één grote familie vormt. En natuurlijk alle persoonlijke verhalen die bij al die liedjes horen. Wanneer ik op de radio hoor dat een jongeman zo’n enorme fan is van Abba dat hij Zweeds is gaan leren, vind ik ‘Waterloo’ ineens prima te pruimen.

Wanneer je stemt op je favoriete nummers kun je ook zelf je persoonlijke verhaal meesturen. Dat maakt het luisteren natuurlijk extra spannend. Zelf heb ik dit jaar pas voor het eerst gestemd. De eerste editie van de Top 2000 was revolutionair. Een week lang non stop één hitlijst draaien. Ik had er wel over gelezen in de krant, maar omdat Radio 2 niet onder de voorkeurstoetsen zat heb ik het compleet gemist. In de daaropvolgende edities ben ik langzaam maar zeker wat meer en bewuster gaan luisteren. En dit jaar dus nog een graadje actiever door ook zelf mijn stem uit te brengen.
Wat hetzelfde is gebleven is het verloop van de Top 2000 week. De eerste twee dagen moet ik er echt nog inkomen en luister ik nauwelijks, maar zodra je eenmaal wat uurtjes gemaakt hebt wil je ook zoveel mogelijk van de marathonuitzending meepikken. En uiteraard wil je alle nummers waar je zelf op gestemd hebt horen, temeer omdat de DJ van dienst jouw verhaaltje bij het nummer misschien wel de ether in slingert. Lukt dit niet dan geniet je gewoon van andermans verhalen en bijbehorende liedjes en zing je ondertussen lekker mee. “Waterloo, finally facing my Waterloo!”

woensdag 22 december 2010

Slappe zak

Ik ben bijzonder teleurgesteld in mezelf. Vandaag was een gewone tnt-werkdag waarop ik niet veel bijzonders heb gedaan. En dat is het ‘m nou juist!

Nadat ik de laatste brief in de bus had gedaan fietste ik terug naar het sorteercentrum. Ik kwam bij een druk kruispunt aan. Van links kwam een vrolijke knul van een jaar of dertien. Ik vroeg me af waarom hij zo breeduit glimlachte…

Een stukje verderop stond een groep van ongeveer vijftien jongens en meisjes van ongeveer dezelfde leeftijd. In eerste instantie stonden ze bij de bushalte maar toen de jongeman aan kwam fietsen blokkeerden ze en masse het fietspad en verzamelden munitie in de vorm van sneeuwballen. “Vast vriendjes van die knul die een geintje met ‘m uit gaan halen”, dacht ik. “Vandaar dat hij nu al zo zit te lachen, hij weet wat hem te wachten staat.”

Ik stopte bij het stoplicht en de jongen op de fiets hield ook halt, op zo’n tien meter afstand van de groep. Hij kreeg de volle laag en ik moest er eerlijk gezegd wel een beetje om grinniken. Vervolgens kwam de groep op hem afgerend. De jongen gooide zijn fiets neer , zette het op een lopen maar gleed uit en viel met zijn snufferd in de sneeuw.

Ik had nog altijd het idee, of misschien eigenlijk meer de hoop, dat het hier om een grapje ging. Maar toen ik één van de jochies “fiets in de sloot!” hoorde roepen wist ik dat ik getuige was van ordinaire pesterij. Ik kon er meteen niet meer om lachen en voelde de woede in me opborrelen. Pesten is zo’n beetje het ergste dat je een kind kunt aandoen. Ik denk dat als een kind mocht kiezen tussen een been breken of gepest worden dat hij dan voor het eerste zou gaan. Voortdurend in angst leven, je nergens veilig voelen, dat is eigenlijk geen leven. En daar had ik vandaag dus iets aan kunnen doen. Maar ik deed het niet.

Mijn stoplicht sprong op groen maar ik besloot om nog even te blijven staan om een oogje in het zeil te houden. De fiets ging uiteindelijk niet de sloot in maar werd in het midden van de groep geplaatst als ware het een trofee. Uiteindelijk kreeg het slachtoffer zijn fiets weer terug, kreeg nogmaals een hoop sneeuw over zich heen gegooid maar kon zijn weg naar huis in ieder geval vervolgen.

Ik reed ook maar weer verder, balend van mezelf. Oké, als het te gek was geworden, als ze die fiets bijvoorbeeld echt in de sloot hadden gegooid, dan had ik ongetwijfeld wel actie ondernomen, daar ben ik van overtuigd. Maar ook nu had ik toch gewoon in moeten grijpen. Waarschijnlijk is dit niet de eerste keer dat die jongen dit overkomt. Door hem te verdedigen had ik hem het gevoel kunnen geven dat niet de hele wereld tegen hem is maar alleen een stelletje uit de bocht gevlogen pubers die graag stoer willen doen. Ik had hem het gevoel kunnen geven dat de maatschappij steun biedt en geen vijand is. Dat de samenleving altijd wel een postbode of een willekeurig ander iemand naar voren schuift om hem te beschermen wanneer dat echt nodig is. Ik had een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van leven van deze knul. Had gekund, maar ik deed het niet.

Waarom eigenlijk niet vroeg ik me op de weg naar huis af. Is het een gebrek aan ballen, een schrijnend gebrek aan assertiviteit of het besef dat ik absoluut geen natuurlijk overwicht heb? Ik weet het niet. Wel is het zo dat ik op dat moment in ieder geval geen idee had wat ik zou moeten doen, waardoor ik niet verder kwam dan het kwaad aankijken van sommige pestkoppen. Een situatie als deze had ik nog nooit meegemaakt. Hopelijk zal ik hier van leren en de volgende keer wél adequaat handelen. Dat is in ieder geval al één goed voornemen voor het nieuwe jaar.