donderdag 21 juli 2011

Tourcolumn: Hoezo gevaarlijk?

Over de gebroeders Schleck hoor je zelden een kwaad woord. Ze zijn sportief, collegiaal, lief, hebben een hoog knuffelgehalte en zijn bovenal zo gewoon gebleven. Dit maakt hen voor velen de ideale tourwinnaars.

Ook ik vind de Schleckjes sympathieke kerels en ik gun ze die overwinning dan ook zeker. Alleen viel Andy afgelopen week een beetje uit zijn rol. Nadat hij tijd had verloren in de afdaling naar Gap gaf hij het parcours de schuld van zijn falen. De afdaling van de Col de Manse zou te gevaarlijk zijn.

Dergelijke uitspraken zijn in 95% van de gevallen regelrechte onzin. Ok, bij zoiets als de Passage du Gois, een stuk weg dat de helft van de dag onder water ligt en waar het dus behoorlijk glibberig kan zijn, ligt dat anders. Doorgaans zijn het echter de renners zelf die het gevaarlijk maken. Bepalend is de hoeveelheid risico die je neemt.

Als ik even naar mezelf kijk. Een maandje geleden fietste ik voor de eerste keer een alpencol op en ook weer af. Als wielerliefhebber die de titel ‘amateur’ nog niet eens mag dragen lukte het mij om probleemloos naar beneden te rijden. Zelfs in de afdaling van de Glandon, die als zeer gevaarlijk te boek staat, kende ik geen enkel probleem. Goed, je hebt wat pijn in je handen van het knijpen in de remmen, maar ik ben tenminste niet zoals Thomas Voeckler gisteren de “achtertuin van de familie Dupont” (Herbert Dijkstra) in gereden.

Als het deze ‘maagd van het hooggebergte’ lukt om op een zeer eenvoudige fiets over een niet afgezette weg veilig beneden te komen dan moet dat voor de professionals toch al helemaal geen probleem zijn?! Voor hen wordt het complete parcours vrijgemaakt van verkeer, ze hebben het allerbeste materiaal en een schat aan afdaalervaring. Er valt kortom geen enkel excuus te bedenken. Sommige renners dalen nu eenmaal beter dan anderen. Om als mindere daler tijd te winnen moet je risico’s nemen, maar besef dat hier vervelende consequenties aan kunnen kleven. De beslissing om een risico te nemen ligt echter geheel en al bij de renner zelf. Dus tenzij de organisatie een afdaling bewust met groene zeep insmeert geen geklaag meer over het parcours aub!

dinsdag 19 juli 2011

Recensie: Thomas Dekker – Schoon genoeg

Toen Thomas Dekker (TD voor vrienden) twee jaar geleden, vlak voor het begin van de Tour de France, te horen kreeg dat hij betrapt was op doping stortte zijn wereld in. Geen Tour meer, geen ploeg meer en een schorsing van twee jaar aan de broek. In het boek ‘Schoon genoeg’ vertelt Dekker over deze zeer moeilijke periode in zijn leven. Over hoe hij in de eerste maanden van zijn schorsing compleet de weg kwijt was. Hoe hij zich iedere avond compleet laveloos zoop in het Italiaanse nachtleven en hoe hij later stukje bij beetje weer wielrenner werd.

Het boek gaat echter niet alleen over zijn schorsing maar is een biografie. Zijn hele carrière, vanaf zijn allereerste meters op de fiets tot aan het einde van zijn dopingschorsing, komt voorbij. Soms wordt dit echter iets te statisch en langdradig beschreven. Dat hij zoveelste werd in die wedstrijd en zoveelste in die tijdrit, het zal wel. Dat kan ik desgewenst zelf ook allemaal opzoeken.

Nee, het is juist de mens Thomas Dekker en zijn leefwijze waar we meer van willen weten. Hoe hij maniakaal traint maar zich tegelijkertijd regelmatig onderdompelt in de wereld van drank en vrouwen. Zijn escapades met de mooie Elisa Basso (zus van wereldtopper Ivan). Zijn omgang met de Italiaanse wielerdokter Cecchini. Dat zijn de dingen waarover we willen lezen. Gelukkig komt ook dat in dit boek ruimschoots aan bod.

Naast de soms ellenlange opsommingen van wedstrijdresultaten is ook de structuur van het boek een klein minpuntje. Af en toe weet je als lezer niet meer over welke periode je aan het lezen bent. Daar komt bij dat sommige gebeurtenissen twee of soms wel drie keer beschreven worden alsof het de eerste keer is dat men hierover leest. Hierdoor lijkt het boek een beetje als los zand aan elkaar te hangen. Alsof meerdere schrijvers een stukje hebben aangeleverd en dat deze achterloos achter elkaar zijn geplakt. Een ander nadeeltje is dat Dekker ook in dit boek niet wil vertellen waar de doping die hij gebruikte vandaan komt en wie hem het spul geleverd heeft. Tegelijkertijd pleit het voor hem dat hij zijn collega’s niet wil verlinken.

Ondanks deze kritiekpunten is ‘Schoon genoeg’ een zeer aangenaam boek, met name voor de wielerliefhebber. Het schetst het beeld van één van de meest talentvolle en tegelijkertijd één van de meest karakteristieke renners die Nederland ooit gekend heeft. Hij kan leven als een echte prof, maar zich even later weer tot over zijn oren in de nesten werken. Thomas Dekker is mateloos in alles wat hij doet. En dat maakt hem een bijzonder boeiend persoon om over te lezen.


Thomas Dekker – Schoon genoeg
Uitgeverij De Arbeiderspers: Amsterdam - Antwerpen

zaterdag 16 juli 2011

Tourcolumn: Stemmetje

De touretappe naar Plateau de Beille bood weliswaar niet het spektakel dat vooraf was voorspeld, toch was de koninginnenrit om verschillende redenen fascinerend te noemen. Met de Belg Jelle Vanendert kreeg de etappe een mooie winnaar. Fraai was ook het optreden van de Nederlander Rob Ruijgh, die op luttele minuten van de kopgroep boven kwam. Na het wegvallen van onze troef Robert Gesink is het mooi om te zien dat we nog een klimmer hebben die lekker mee kan.

Maar de allergrootste sensatie is wat mij betreft Thomas Voeckler. Niet normaal wat die man allemaal doet. Zeven jaar geleden pakte hij al eens het geel. Het was toen echter al meteen duidelijk dat hij uiteindelijk een keer moest capituleren. Hij verloor iedere dag tijd maar zijn voorsprong was zo enorm groot dat hij het ‘maillot jaune’ tien dagen vast wist te houden.

Maar nu, nu is er geen sprake van tijd verliezen. Onze Franse vriend gaat gewoon met de klassementskanonnen mee omhoog en lijkt in dat selecte groepje zelfs nog één van de besten te zijn. Leek zijn missie bij het veroveren van de gele trui nog om het kleinood zo lang mogelijk vast te houden, op dit moment lijkt het een serieuze gooi naar de eindzege in de Tour te zijn.

Voeckler, een goede renner in de wat kleinere etappekoersen, die ineens voor de eindoverwinning gaat in ’s werelds grootste wielerronde, het is eigenlijk niet voor te stellen. Hoewel door de Fransen jaren geleden al zowat heilig verklaard is hij toch een absolute underdog. En ondanks dat het een vrij arrogant mannetje schijnt te zijn vind ik het schitterend wat hij doet. Maarten Ducrot heeft gelijk: “Boven jezelf uitstijgen, daar is topsport ooit om begonnen.”

Wat ik wel jammer vind, en dat ligt aan mezelf, is dat ik het niet kan laten om dergelijke prestaties direct te associëren met doping. Als ik weer op het puntje van mijn stoel ga zitten wanneer Voeckler Sanchez, Basso, Andy en Frank Schleck terughaalt hoor ik direct een stemmetje in mijn hoofd dat fluistert: “epo… cera….een-middel-dat-nog-niet-te-traceren-is….”. Op zich niet onlogisch. We zijn in het verleden te vaak bedot door types als Bjarne Riis of Bernhard Kohl die ook ineens die Pyreneeën- en Alpenreuzen opreden alsof het slechts molshoopjes waren en achteraf uit de verboden pot bleken te hebben gesnoept.

Dergelijke gedachten zijn funest. Ze bederven mijn plezier. Ik zou daarom tegen dat stemmetje in mijn hoofd willen zeggen: “Hou je kop en laat me genieten!” Zo, dat is gezegd. Hup Voeckler!

zondag 10 juli 2011

Mijn grote liefde

Ik ontmoette haar zo’n zeven jaar geleden. De locatie, een troosteloos industrieterrein, was niet bepaald romantisch te noemen. Ze zag er bijzonder goed uit. Om te zeggen dat het liefde op het eerste gezicht was gaat echter wat ver. Op dat moment had ik namelijk meerdere opties, waardoor ik me niet direct volledig aan haar over kon geven. Uiteindelijk koos ik toch voor haar. Om haar mooie uiterlijk, haar uitstraling, maar eerlijk gezegd ook omdat zij het makkelijkst te krijgen was. Ken je beperkingen, zeg ik altijd maar.

Je weet hoe dat gaat met relaties. In het begin kun je niet van elkaar afblijven, maar naarmate de tijd vordert raak je elkaar steeds minder aan. Geheel volgens het natuurlijk beloop kakte de relatie in. In de zomer, wanneer het lekker weer was, gingen we er nog wel eens samen op uit, maar het grootste gedeelte van het jaar zagen we elkaar niet of nauwelijks. Zelfs met kerstmis liet ik haar in de kou staan. En het deed me niks, geen best teken natuurlijk.

Het kostte me moeite om haar trouw te blijven en soms lukte dit dan ook niet. Andere verleidingen kruisten mijn pad, verleidingen die ik simpelweg niet kon weerstaan. Of ze het geweten heeft weet ik niet, want ja, we zagen elkaar toch nauwelijks. Totdat ik tegen het eind van vorig jaar genoodzaakt was om weer een beroep op haar te doen. Het kon niet meer wachten. Gelukkig deed ze niet moeilijk en kon ik er gelijk weer op duiken. Ik nodigde haar derhalve zelfs uit in mijn huis, iets dat ik tot dan toe nog nooit gedaan had. Dit alles voor het grote doel genaamd La Marmotte. Ik wist echter dat het vanaf nu wel een kwestie was van investeren in de relatie.

Want mijn fiets en ik, dat is en blijft een haat-liefdeverhouding. Net als in een echte relatie geeft de man haar niet altijd de aandacht die zij verdient. Soms vervloek ik haar maar tegelijkertijd maakt ze me gelukkig. Stagestress en die onbeantwoorde liefde, het is allemaal ineens niet meer belangrijk wanneer je zit af te zien op de fiets. Pijn met pijn bestrijden noemen ze dat in de fysiotherapie. Zolang ik samen met mijn fiets een doel heb om naar toe te werken houdt ze me op de been en heb ik weinig anders meer nodig om gelukkig te zijn.