maandag 17 augustus 2009

Dooddoener van de week

*Omdat ik er gisteren in de media weer veel voorbij hoorde komen, deze keer een column over dooddoeners in de voetballerij die ik een paar maanden geleden heb geschreven in het kader van een cursus journalistiek.*

Bij gebrek aan een vuurwapen vouw ik mijn handen in een pistoolvorm, richt ze op de televisie en vuur vervolgens mijn vingers leeg. Bij Studio Sport schudt Ajax-spits Luis Suarez het ene na het andere cliché uit zijn (lange) mouw. “We hebben drie punten, dat is erg belangrijk. Ja ik ben blij met mijn doelpunten, maar het belangrijkste is dat we gewonnen hebben”, etcetera, etcetera.

Het enige dat ik denk bij een dergelijk interviewtje is: Hou gewoon je bek! Als je niks te vertellen heb, zeg dan ook niks. En als je als verslaggever niks te vragen hebt, vraag dan ook niks en laat die jongen lekker gaan douchen. Daar worden we allemaal gelukkiger van.

Op de radio kunnen ze er trouwens ook wat van, getuige het oeverloze gezwam van Heracles-aanvaller Ricky van den Bergh bij NOS Langs de Lijn. Van den Berg vertrekt volgend seizoen naar ADO, maar is daar naar eigen zegge totaal nog niet mee bezig. Tuurlijk Ricky, we geloven je. Heracles is immers “een fantastische club”. En nu heel snel bij die microfoon vandaan!

Een tijdje geleden had ik op internet een soort van rubriekje, genaamd ‘de dooddoener van de week’. Volendam-trainer Frans Adelaar was daarin een vaste gast. Dan hoorde je hem halverwege het seizoen weer uitkramen dat zijn ploeg nog zeventien finales speelt. Nee Frans, je speelt geen enkele finale, je speelt gewoon nog zeventien competitiewedstrijden.

Ik weet eigenlijk nooit op wie mijn irritatie zich moet richten. Op de sporters en trainers met hun nietszeggende antwoorden, of op de journalist die toestaat dat de geïnterviewde zijn vaste riedeltje afwerkt? De atleet of de coach heeft vaak een uitgebreide mediatraining gehad, waarbij alle vormen van spontaniteit vakkundig de kop in zijn gedrukt. De journalist heeft ook een mediatraining gehad, alleen heet dat bij hem dan vaak hbo-journalistiek.

Gelukkig zijn er altijd uitzonderingen. Spontane trainers als Leo Beenhakker en Mario Been, die regelmatig met fantastische oneliners op de proppen komen. Of verslaggevers als Bert Maalderink, de schrik van iedere bondscoach. Met zijn gepeperde vragen haalt hij het bloed onder de nagels van menig Oranjespeler vandaan. Dit soort types zorgt ervoor dat ik het voetbal nog altijd met plezier volg.

Onlangs moest ik voor een cursus journalistiek zelf een kort interviewtje houden met een voetbaltrainer (gespeeld door een docent). Dat klusje klaar ik wel even, dacht ik. Tot mijn verbijstering ontdekte ik achteraf dat mijn gesprek verdomd veel leek op die interviewtjes op radio en televisie waar ik me altijd zo aan erger. Het blijkt toch niet zo eenvoudig. Waar blijft dat standbeeld voor Bert Maalderink?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten